Naar boven ↑

Rechtspraak

Causaal verband tussen blootstelling aan chroom-6 en schade

Feiten

Werknemers zijn als defensiemedewerkers langdurig blootgesteld aan verf met chroom-6. Zij waren werkzaam in functies met mogelijk directe blootstelling aan chroom-6 (functiegroep 1). De ziekten die zich bij hen openbaarden, kunnen door blootstelling aan chroom-6 veroorzaakt worden. Werknemers hebben van de Staat een uitkering ontvangen op grond van een uitkeringsregeling. Werknemers vorderen in dit geding schadevergoeding van de Staat. Zij hebben hieraan ten grondslag gelegd dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld jegens hen. De Staat heeft volgens hen onder meer nagelaten (1) werknemers voor te lichten en in te lichten over de blootstelling aan chroom-6, terwijl de Staat in ieder geval vanaf 1985 weet had van het gevaar dat chroom-6 meebrengt, en (2) maatregelen te treffen die blootstelling van werknemers aan chroom-6 zouden hebben voorkomen. De rechtbank heeft werknemers niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en voor recht verklaard dat de Staat jegens werknemers aansprakelijk is voor geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade. Naar het oordeel van het hof volgt uit de toekenning van uitkeringen wegens aan chroom-6 te relateren aandoeningen, dat aan het vereiste van causaliteit is voldaan. 

Oordeel

De Hoge Raad oordeelt als volgt. 

Causaal verband tussen blootstelling aan chroom-6 en schade

Het oordeel van het hof dat de Staat aansprakelijk is jegens werknemers berust op de volgende overwegingen: (1) op grond van het RIVM-rapport van 4 juni 2018 staat vast dat werknemers tijdens de uitoefening van hun werkzaamheden zijn blootgesteld aan chroom-6; (2) verder staat vast dat zij alle vier een functie hadden die valt in functiegroep 1, en dat zij dus tijdens hun werk direct zijn blootgesteld aan chroom-6; (3) ook staat vast dat werknemers allen een ziekte of aandoening hebben die is vermeld op de lijst in het RIVM-rapport van ziekten en aandoeningen die mogelijk kunnen zijn veroorzaakt door blootstelling aan chroom-6. Aan hen is namelijk op grond van de uitkeringsregeling een uitkering toegekend in verband met de ziekten en aandoeningen waaraan zij lijden; (4) dit betekent dat werknemers voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat is voldaan aan het vereiste van causaal verband voor de vestiging van aansprakelijkheid (condicio sine qua non-verband). Uit het voorgaande volgt dat het oordeel van het hof niet berust op de aanname dat de Staat zijn aansprakelijkheid jegens werknemers heeft erkend met de toekenning van uitkeringen op grond van de uitkeringsregeling. Anders dan het onderdeel betoogt, kan dan ook niet worden aangenomen dat het hof dit heeft bedoeld met de zinsnede dat de Staat “in wezen haar aansprakelijkheid jegens werknemers heeft erkend”. De klachten van het onderdeel kunnen dus niet tot cassatie leiden.