Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Stichting Noorderpoort
Rechtbank Noord-Holland, 21 juni 2021
ECLI:NL:RBNHO:2021:5110
De enkele (kenbare) wens van werknemer een slapend dienstverband te beëindigen onder toekenning van de transitievergoeding (zonder beëindigingsvoorstel) is onvoldoende om aan te nemen dat werkgever in strijd met goed werkgeverschap handelt, indien hij hierop geen actie onderneemt.

Feiten

Werknemer is op 30 november 1987 in dienst getreden bij de Noorderpoort. Het laatst verdiende brutomaandsalaris van werknemer bij Noorderpoort bedroeg € 3.474,85. Op 6 januari 2014 heeft werknemer zich ziek gemeld en sindsdien is hij onafgebroken arbeidsongeschikt gebleven. Aan het einde van de twee jaar ziekte heeft werknemer een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. Het UWV heeft na arbeidsdeskundig onderzoek (rapport 28 oktober 2015) de re-integratie-inspanningen van Noorderpoort als voldoende beoordeeld. Vervolgens is bij beslissing van 23 november 2015 aan werknemer vanaf 24 december 2015 een WGA-uitkering toegekend. Noorderpoort heeft op 15 december 2015 aan werknemer kenbaar gemaakt dat er voor haar na 24 december 2015 geen verplichting tot loondoorbetaling meer bestaat. Werknemer heeft op 8 februari 2016 per e-mail vragen aan Noorderpoort gesteld over premiebetaling van het werknemersdeel van het pensioen, de aanvraag van het arbeidsongeschiktheidspensioen en over de arbeidsongeschiktheidsverzekering bij Loyalis. Op 11 februari 2016 heeft Noorderpoort via haar gemachtigde antwoord gegeven op de door werknemer gestelde vragen. In november 2016 hebben de gemachtigden van partijen telefonisch contact met elkaar gehad. In februari en april 2017 hebben de gemachtigden van partijen nog per e-mail gecorrespondeerd over de arbeidsongeschiktheidsverzekering bij Loyalis en over de pensioenpremie. Noorderpoort heeft in genoemde correspondentie kenbaar gemaakt dat zij voor de duur van het dienstverband zowel het werkgeversdeel als het werknemersdeel van de pensioenpremie ten behoeve van werknemer zal voldoen. Op 9 augustus 2018 heeft werknemer de AOW-gerechtige leeftijd bereikt, als gevolg waarvan de arbeidsovereenkomst met Noorderpoort per 1 september 2018 is geëindigd. Op 13 februari 2020 heeft de huidige gemachtigde van werknemer zich tot Noorderpoort gewend en heeft zij geschreven dat werknemer zich op het standpunt stelt dat Noorderpoort in strijd met goed werkgeverschap heeft gehandeld door beëindiging onder toekenning van de transitievergoeding na te laten. Noorderpoort heeft op 3 maart 2020 aangegeven niet voornemens te zijn om aan werknemer met terugwerkende kracht een (bedrag ter hoogte van een) transitievergoeding toe te kennen. Werknemer vordert Noorderpoort te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding ter hoogte van € 70.000 bruto aan werknemer.

Oordeel

De kantonrechter is allereerst van oordeel dat uit de Xella-beschikking niet kan worden afgeleid dat een werkgever in strijd met het beginsel van goed werkgeverschap handelt door een slapend dienstverband niet te beëindigen als de werknemer daartoe wel de wens heeft, maar geen beëindigingsvoorstel aan de werkgever heeft gedaan. Uit het oordeel van de Hoge Raad kan tevens niet worden afgeleid dat de enkele (kenbare) wens van een werknemer al voldoende is om aan te nemen dat de werkgever in strijd met de norm van het goed werkgeverschap heeft gehandeld, indien de werkgever niet in actie is gekomen om aan die wens te voldoen. De kantonrechter is verder van oordeel dat nog niet is vast komen te staan dat werknemer om beëindiging van de arbeidsovereenkomst onder toekenning van een transitievergoeding heeft verzocht. De e-mail van 4 juni 2021 van de toenmalige gemachtigde aan werknemer is daarvoor onvoldoende. De kantonrechter volgt werknemer namelijk niet in zijn standpunt dat een werkgever in strijd handelt met artikel 7:611 BW indien hij in de periode ná 1 juli 2015 (inwerkingtreding WWZ) en vóór 20 juli 2018 (publicatie van de Wct) niet is ingegaan op een verzoek van een werknemer tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst onder toekenning van de transitievergoeding. De kantonrechter verwijst in dit verband naar de beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 mei 2021 (ECLI:NL:GHARL:2021:4698). De kantonrechter is met het gerechtshof van oordeel dat uit de Xella-uitspraak niet volgt dat ongeacht de compensatieregeling iedere weigering van een werkgever na 1 juli 2015 van een dergelijk beëindigingsverzoek als strijdig met het goed werkgeverschap heeft te gelden. Dit is naar het oordeel van de kantonrechter slechts het geval vanaf het moment dat de werkgever ervan uit kon gaan dat hij aanspraak kon maken op (gedeeltelijke) compensatie van een transitievergoeding. Over zo’n aanspraak is pas op 20 juli 2018 zekerheid verkregen door publicatie van het daartoe aangenomen wetsvoorstel. De norm van goed werkgeverschap gaat niet zo ver dat Noorderpoort gehouden was om al voor publicatie van de Wct een voorstel tot beëindiging van het dienstverband te aanvaarden en het risico dat zij een uitbetaalde transitievergoeding niet gecompenseerd zou krijgen voor haar rekening te nemen. De kantonrechter komt daarmee tot de conclusie dat gelet op de stand van de wetgeving in de periode eind 2016, begin 2017 (toen werknemer het voorstel zou hebben gedaan) en de stand van zaken in de rechtspraak op dat moment, de norm van goed werkgeverschap naar het oordeel van de kantonrechter niet zover gaat dat Noorderpoort gehouden was om dat voorstel van werknemer (indien bewezen) te aanvaarden en het risico te nemen dat zij een uitbetaalde transitievergoeding niet gecompenseerd zou krijgen. De conclusie van het voorgaande is dat de vordering van werknemer wordt afgewezen.