Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Modulaire Gemeenschappelijke Regeling Rijk van Nijmegen
Rechtbank Gelderland (Locatie Nijmegen), 17 december 2021
ECLI:NL:RBGEL:2021:7264
Niet is komen vast te staan dat WSW'er zijn vrouwelijke collega ongewenst heeft betast, zodat geen sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet. Voorwaardelijk ontbindingsverzoek afgewezen. Van verwijtbaar handelen dan wel een verstoorde arbeidsverhouding is geen sprake.

Feiten

Werknemer is op 1 maart 1990 met een SW-indicatie bij Rijk van Nijmegen in dienst getreden, laatstelijk in de functie van kantinemedewerker/keukenmedewerker. Op 19 juli 2021 heeft Rijk van Nijmegen werknemer op staande voet ontslagen, omdat werknemer zich volgens haar schuldig heeft gemaakt aan het ongewenst fysiek betasten van een vrouwelijke collega door haar meerdere malen bij haar borsten vast te pakken. Werknemer verzoekt vernietiging van het ontslag op staande voet. Voor het geval de kantonrechter dit verzoek toewijst, verzoekt Rijk van Nijmegen de arbeidsovereenkomst te ontbinden op de e- dan wel de g-grond.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt.

Vernietiging ontslag op staande voet

Gelet op de ernst van de beschuldigingen mag van Rijk van Nijmegen worden verwacht dat zij alles in het werk zou hebben gesteld om de onderste steen boven te krijgen. Daarin is zij tekortgeschoten. Uit de overgelegde verklaringen kan niet worden opgemaakt wanneer een en ander heeft plaatsgevonden. De verklaringen verschillen op dat punt. Werknemer en de betrokken vrouwelijke collega zijn beiden op SW-indicatie werkzaam bij Rijk van Nijmegen. Volgens werknemer gingen zij op het werk vriendschappelijk met elkaar om en zocht zijn collega hem regelmatig op de werkplek op. Uit het door CIZ afgegeven plaatsingsbesluit blijkt dat werknemer verstandelijk beperkt is in de zin dat hij cognitief functioneert op het niveau van een 11-jarige en sociaal-emotioneel op het niveau van een 6-jarige, dat hij niet in oorzaak en gevolg kan redeneren, snel overvraagd wordt, signalen mist dat hij over andermans grenzen heengaat, op het gebied van communicatie ondersteund moet worden op begrip en begrepen worden en dat hij geen verbindingen maakt. Het had naar het oordeel van de kantonrechter, gelet op deze beperkingen, op de weg van Rijk van Nijmegen gelegen de gesprekken die zij op 13 juli 2021 met werknemer heeft gevoerd met de hoogst mogelijke mate van zorgvuldigheid te voeren. Daarvan is onvoldoende gebleken, alleen al vanwege het ontbreken van verslaglegging. Een en ander tegen elkaar afgewogen leidt ertoe dat de kantonrechter niet overtuigd is van de juistheid van de beschuldiging aan het adres van werknemer. Niet uitgesloten kan worden dat sprake is geweest van min of meer onschuldige omhelzingen in een – wat werknemer betreft – vriendschappelijke setting, waarvan zijn collega naar later is gebleken niet gediend was. Niet kan worden vastgesteld dat sprake was van een dringende reden. Daarbij komt dat het sanctiebeleid binnen Rijk van Nijmegen bepaalt dat ontslag op staande voet uitsluitend kan worden opgelegd indien de aangevoerde reden als zodanig als normsanctie wordt vermeld in de sanctiematrix. In de sanctiematrix is bij seksuele intimidatie echter niets ingevuld. Het ontslag wordt dan ook vernietigd.

Ontbindingsverzoek

Het verwijtbaar handelen van werknemer is volgens Rijk van Nijmegen gelegen in het ongewenst betasten van een vrouwelijke collega. Uit het voorgaande volgt dat dit niet is komen vast te staan, zodat het beroep op de e-grond niet slaagt. Het beroep op de g-grond slaagt evenmin, nu onvoldoende is gebleken dat er sprake zou zijn van een onwerkbare situatie. Duidelijk is dat de situatie tussen werknemer en zijn vrouwelijke collega nadere aandacht behoeft, maar dat betekent niet dat er sprake is van een duurzaam verstoorde arbeidsrelatie tussen werknemer en Rijk van Nijmegen. Het ontbindingsverzoek wordt afgewezen.