Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 21 december 2021
ECLI:NL:GHARL:2021:11651
Feiten
Oud-werknemer was tot 1 september 2016 als vrachtwagenchauffeur in dienst van SK B.V. In het kader van de eindafrekening is een geschil ontstaan tussen partijen, omdat SK de kosten voor accessoires aan de vrachtwagen van oud-werknemer had verrekend met nog niet uitbetaalde overuren. Over dit geschil is geprocedeerd. SK is bij vonnis van 13 december 2017 veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 4.846,25. SK was in de tussentijd door ontbinding zonder baten opgehouden te bestaan. De bestuurder van SK was enig aandeelhouder. Omdat oud-werknemer geen betaling meer kon krijgen van SK heeft hij de bestuurder van SK, de bestuurder van XXL B en XXL B B.V. aansprakelijk gesteld voor de geleden schade omdat XXL B met haar bestuurder volgens werknemer zijn feitelijk werkgever was. Oud-werknemer heeft in eerste aanleg hoofdelijke veroordeling gevorderd van de bestuurder van SK, de bestuurder van XXL B en XXL B tot betaling van een bedrag van € 8.447,07. De kantonrechter heeft de vordering tegen de bestuurders afgewezen en XXL B veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 4.846,25. In hoger beroep heeft de oud-werknemer grieven gericht tegen de afwijzing van zijn vordering tegen de bestuurders en zijn eis vermeerderd tegen de bestuurder van XXL B.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt allereerst dat de bestuurder van XXL B niet onrechtmatig tegenover de oud-werknemer heeft gehandeld met betrekking tot zijn rol bij SK. Onvoldoende is gesteld of gebleken dat de bestuurder van XXL in beleidsbepalende zin betrokken was bij de gestelde betalingsonwil of selectieve betalingen en wel zodanig dat hem daarvan een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Ten aanzien van de bestuurder van SK overweegt de kantonrechter dat voldoende aannemelijk is dat sprake was van betalingsonwil. De bestuurder van SK heeft door het selectief betalen van de schuldeisers en het kennelijk niet gebruiken van alle beschikbare activa bewerkstelligd dat SK haar contractuele verplichting als werkgever van oud-werknemer niet is nagekomen. Voor de bestuurder van SK was voorzienbaar dat deze handelswijze de benadeling van de oud-werknemer als gevolg zou hebben. De bestuurder van SK is daarvoor als bestuurder van SK een persoonlijk ernstig verwijt te maken en is voor de daardoor door de oud-werknemer geleden schade aansprakelijk. De oud-werknemer heeft daarnaast in hoger beroep gevorderd om de bestuurder van XXL te veroordelen tot betaling van het bedrag waartoe XXL B als aansprakelijk inlener was veroordeeld. De kantonrechter overweegt dat de bestuurder van XXL B bekend was met de loonvordering van oud-werknemer, omdat hij tijdens de zittingen in de procedure tussen SK en oud-werknemer als gemachtigde SK heeft vertegenwoordigd. XXL B is op 26 januari 2018 door de oud-werknemer aansprakelijk gesteld, waarbij is verzocht om de toegewezen loonvordering te voldoen. Dat brengt mee dat de bestuurder van XXL B tijdens het afbouwen van XXL B bekend was met deze vordering. Het vonnis waarin de vordering van de oud-werknemer op XXL B is toegewezen dateert van 19 december 2018. Dat is dus voor de ontbinding van XXL B. Gezien de financiële stand van zaken van XXL B lag het op de weg van de bestuurder van XXL B als degene met volledige zeggenschap over XXL B, om aannemelijk te maken dat XXL B op het moment van het veroordelend vonnis niet in staat was de vordering van de oud-werknemer te betalen. Dat heeft de bestuurder van XXL B nagelaten. Uit deze omstandigheden is het voldoende aannemelijk geworden dat sprake is van betalingsonwil bij de bestuurder XXL B. Dat maakt dat de bestuurder een persoonlijk ernstig verwijt is te maken en daardoor aansprakelijk is voor de door de oud-werknemer geleden schade. Zoals uit het voorgaande volgt, heeft het hof vastgesteld dat zowel de bestuurder van SK als de bestuurder van XXL B ieder afzonderlijk onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de oud-werknemer. De oorsprong van beide schades is gelegen in dezelfde loonvordering. Beide bestuurders zullen hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van het bedrag van de loonvordering, zijnde € 4.846,2.