Naar boven ↑

Rechtspraak

De OR van Assa Abloy Entrance Systems Productions Netherlands B.V./Assa Abloy Entrance Systems Productions Netherlands B.V.
Ondernemingskamer Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 29 april 2021
ECLI:NL:GHAMS:2021:1310
Werkgever heeft voldoende gemotiveerd aangetoond dat verplaatsing van de afdeling productontwikkeling in Heerhugowaard naar Zweden, waarbij acht arbeidsplaatsen komen te vervallen, in concernverband noodzakelijk en efficiƫnt is.

Feiten

Assa Abloy Entrance Systems Productions Netherlands B.V. (hierna: Assa Abloy) maakt deel uit van een internationaal concern. De Zweedse tophoudstermaatschappij is beursgenoteerd in Stockholm. Bij Assa Abloy zijn circa 124 personen werkzaam; elf arbeidsplaatsen zijn gerelateerd aan de afdeling R&D. De afdeling R&D houdt zich bezig met de mechanische ontwikkeling en verbetering van bestaande producten binnen het segment Industrial Door Solutions. Op 12 januari 2021 heeft de plantmanager aan de hand van een PowerPoint presentatie van de R&D Director Industrial Door Solutions een presentatie gehouden voor de OR waarin onder meer werd vermeld dat het besluit is genomen de R&D-afdeling in Heerhugowaard grotendeels te verplaatsen naar Landskrona, Zweden. Het besluit houdt in dat alleen de functie system configuration engineer gehandhaafd blijft en alle overige arbeidsplaatsen komen te vervallen. Er komen twee nieuwe functieplaatsen voor senior development engineer. Als beweegreden voor dit besluit heeft Assa Abloy vermeld dat de opkomst van nieuwe technologische ontwikkelingen haar hiertoe noopt; zij kan niet gericht blijven op mechanische ontwikkeling c.q. de verbetering van bestaande producten, zoals plaatsvindt in Heerhugowaard, maar dient haar R&D-budgetten te bundelen en haar focus te verleggen naar nieuwe productontwikkeling (‘automation’), waar de R&D-afdeling Landskrona al mee bezig is. Bij brief van 20 januari 2021 heeft de OR geschreven dat de organisatiewijziging van tevoren met de OR had moeten worden besproken en dat op de voet van artikel 25 WOR advies had moeten worden gevraagd. Op 22 januari 2021 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen de OR, de plantmanager en de R&D Director Industrial Door Solutions. Hierna heeft de OR bij e-mail van diezelfde dag, met als onderwerp ‘Approval continuing process’ aan de ondernemer geschreven dat hij akkoord gaat met het achteraf indienen van een adviesaanvraag. Op 4 februari 2021 heeft de OR een adviesaanvraag van de R&D Director Industrial Door Solutions ontvangen. Op 10 februari 2010 heeft de OR een negatief advies uitgebracht. Op 18 februari 2021 heeft de plantmanager de OR een e-mail gestuurd met als bijlagen onder meer het besluit tot het treffen van de reorganisatiemaatregel. De ondernemer is in het besluit ingegaan op de bezwaren van de OR in zijn advies. De aanvankelijk voorgestane afvloeiingsregeling heeft de ondernemer op basis van de door de OR hierover gedane constateringen heroverwogen en verbeterd. De OR verzoekt de OK te bepalen dat Assa Abloy bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid heeft kunnen komen tot het besluit van 18 februari 2021.

Oordeel

De OK verwerpt het betoog van de OR dat hij geen wezenlijke invloed op de besluitvorming heeft kunnen hebben. Er was op 12 januari 2021 een besluit, maar dat besluit is na discussie met de OR over de adviesplichtigheid van dat besluit ingetrokken en er is alsnog een adviestraject gevolgd. Het eerdere besluit is een gegeven, maar dat betekent niet dat er alleen al daarom geen wezenlijke invloed op de hernieuwde besluitvorming kan zijn. De OR heeft overigens ook ingestemd met de wijze waarop het door hem gestelde gebrek werd geheeld en de inbreng van de OR heeft ook tot wijzigingen in het uiteindelijk genomen besluit geleid. De afvloeiingsregeling is naar aanleiding van het advies in voor de betrokken werknemers positieve zin aangepast.

Het besluit waartegen de OR zich richt is een besluit dat is genomen in de context van een multinationale onderneming. Assa Abloy moet een eigen afweging maken, maar kan zich niet aan deze context onttrekken en moet ook het concernbelang meewegen. Het is duidelijk wat met het besluit wordt beoogd. Anders dan de OR aanvoert, blijkt uit het besluit waarom de ondernemer de reorganisatie nuttig en nodig vindt en is de motivering van het besluit niet onvoldoende. Er is ook voldoende duidelijk gemaakt waarom de door de OR aangedragen alternatieven in de visie van de ondernemer niet haalbaar dan wel niet wenselijk zijn. In concernverband wordt het noodzakelijk gevonden de focus te verleggen naar nieuwe productontwikkeling. In het besluit wordt vermeld dat wordt gestreefd naar centrale aansturing op concernniveau en dat versnippering over meerdere entiteiten in verschillende landen vanuit het oogpunt van efficiency niet wenselijk wordt geacht. Dit moet worden gezien tegen de achtergrond van antwoorden op de vragen van de OR die op 9 februari 2021 aan de OR zijn toegezonden. Daarin staat dat het alternatief om twee R&D-sites te handhaven en de onderverdeling tussen mechanische ontwikkeling en automation te continueren de vereiste efficiency niet brengt, terwijl het met het oog op de toekomst logisch is om met de ontwikkeling in Landskrona door te gaan. Het alternatief om in Heerhugowaard automationcompetentie op te bouwen, wordt verworpen in verband met de kosten en de daarmee gemoeide tijd. Daarbij komt dat de keuze voor één locatie fragmentatie voorkomt en een kritische massa creëert. De OR heeft in zijn advies gesteld dat onduidelijk is waarom alternatieven niet mogelijk zijn en waarom bijvoorbeeld een samenwerking op afstand zonder nadere onderbouwing als niet mogelijk wordt bestempeld, maar uit de beantwoording van de vragen volgt dat het hier niet gaat om communicatie, maar om een verschuiving naar projectontwikkeling op het gebied van automation, op welk gebied reeds kennis en ervaring in Landskrona aanwezig is. Dit staat ook in het antwoord op de specifiek hierop betrekking hebbende vraag van de OR. Een en ander is niet onbegrijpelijk. Evenmin is onbegrijpelijk dat de ondernemer het niet alleen in het concernbelang, maar ook in het belang van Assa Abloy acht dat het concern door een tijdige focus op nieuwe productontwikkeling zijn marktpositie behoudt en zo mogelijk uitbreidt, waarbij de achterliggende gedachte is dat Assa Abloy daarvan op termijn profiteert.
De ondernemer heeft voldoende duidelijk gemaakt dat en waarom het geen financieel gedreven maar een bedrijfsorganisatorisch besluit betreft. Een uitvoeriger uiteenzetting van de financiële achtergronden en gevolgen van het besluit was derhalve niet vereist. Aan kritische kanttekeningen met betrekking tot de personele gevolgen is tegemoetgekomen en de OR heeft geen argumenten genoemd waarom die tegemoetkoming de redelijkheidstoets niet kan doorstaan. De slotsom luidt dat de door de OR aangevoerde bezwaren – afzonderlijk en in onderlinge samenhang bezien – niet kunnen leiden tot het oordeel dat Assa Abloy niet in redelijkheid tot het bestreden besluit heeft kunnen komen. Het verzoek wordt afgewezen.