Feiten

Culimer c.s. en werkneemster hebben na het door de kantonrechter gewezen tussenvonnis elk een akte genomen en zich uitgelaten over het voornemen van de kantonrechter om de rechtsgronden ambtshalve aan te vullen met artikel 7:611 jo. 6:74 BW. Hetgeen is aangevoerd, leidt er niet toe dat de kantonrechter van dit voornemen afziet.

Oordeel

Volgens de kantonrechter dient de vordering op basis van het Nederlands recht te worden beoordeeld, omdat de procedure betrekking heeft op de arbeidsovereenkomst tussen partijen. De kantonrechter oordeelt verder dat werkneemster tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst. In de arbeidsovereenkomst was een nevenwerkzaamhedenbeding opgenomen. Bovendien was werkneemster als goed werkneemster gehouden de belangen van Culimer te behartigen en voorop te stellen. Dat heeft zij niet gedaan. Zij heeft als manager voor bedrijf X gewerkt en zich op hetzelfde werkterrein als dat van Culimer begeven en dat voor Culimer verzwegen. Daarmee heeft zij het verbod overtreden en zich niet als goed werkneemster gedragen. Zij is dan ook gehouden om de daardoor geleden schade te vergoeden. Werkneemster stelt dat Culimer geen schade heeft geleden, maar dit verweer wordt door de kantonrechter verworpen. De hoogte van de schade dient te worden beoordeeld aan de hand van de leer van de kansschade. De kantonrechter taxeert de grootte van de kans dat Culimer China vanaf 2013 op eigen kracht voldoende afzetmogelijkheden voor garnalen zou hebben kunnen vinden met een winstverwachting als door Culimer c.s. gesteld op 50%. De grootte van de kans dat Culimer China vanaf 2013 door bedrijf X niet als tussenschakel, maar rechtstreeks geplaatste orders voor bedrijf Y zelf bij leverancier A had kunnen plaatsen taxeert de kantonrechter op 100%. De hoogte van de schade wordt schattenderwijs vastgesteld.