Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgeefster/UWV
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Breda), 10 januari 2022
ECLI:NL:RBZWB:2022:81
Slapend dienstverband. Einde opzegtermijn gelegen vóór 1 juli 2015. Maximering artikel 7:673e lid 2 BW moet (enkel) gelezen worden als peilmoment voor het bepalen van de in acht te nemen lengte van het dienstverband en niet als beperking van (de kring van gerechtigden op) financiële compensatie.

Feiten

Werknemer was in dienst van werkgeefster. Werknemer heeft zich op 12 december 2012 ziek gemeld. Werknemer is twee jaar ziek geweest. Werkgeefster heeft geprobeerd werknemer te re-integreren in (passend) werk. Dit is uiteindelijk niet gelukt, waarna de arbeidsovereenkomst op 31 december 2019 is beëindigd. Werkgeefster heeft een aanvraag gedaan voor compensatie van de transitievergoeding die zij aan werknemer heeft betaald. Het UWV heeft met het primaire besluit aan werkgeefster medegedeeld dat zij voldoet aan de voorwaarden voor compensatie, maar dat het bedrag van de compensatie is vastgesteld op nihil. Volgens artikel 7:673e lid 2 BW kan de vergoeding niet meer bedragen dan wat de werkgever aan transitievergoeding verschuldigd zou zijn op de dag nadat het opzegverbod van twee jaar is verstreken. Die datum ligt, aldus UWV, in dit geval vóór 1 juli 2015 en op die datum bestond in z’n geheel geen recht op transitievergoeding (pre-WWZ). Het bezwaar van werkgeefster is door het UWV ongegrond verklaard. In beroep is in geschil of het UWV op goede gronden de hoogte van de compensatie op nihil heeft vastgesteld.

Oordeel

De rechtbank oordeelt als volgt. In deze procedure gaat het met name om de vraag of artikel 7:673e lid 2 BW zo gelezen moet worden dat, ingeval het opzegverbod van twee jaar is geëindigd vóór 1 juli 2015, de hoogte van de compensatie op nihil moet worden gesteld. De rechtbank stelt vast dat artikel 7:673e lid 2 BW op zich duidelijk is geformuleerd, maar ziet ook ruimte voor uitleg van deze bepaling. Het tweede lid kan namelijk niet los worden gezien van het bepaalde in artikel 7:673e lid 1 sub a BW. Kort gezegd komt deze bepaling erop neer dat als een transitievergoeding bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst wordt betaald aan een arbeidsongeschikte werknemer waarbij het wettelijk opzegverbod van twee jaar wegens ziekte is verstreken, de werkgever in aanmerking komt voor vergoeding. In dit eerste lid worden werkgevers waarbij de periode van twee jaar is verlopen vóór 1 juli 2015 (zoals in dit geval) niet uitgesloten van de doelgroep. Was het de bedoeling van de wetgever geweest deze groep categoraal uit te sluiten, dan had het voor de hand gelegen dat dit expliciet opgenomen zou zijn in het eerste lid. Nu dat niet is gedaan, en ook in het overgangsrecht geen dergelijke beperking is opgenomen, kan het tweede lid op verschillende manieren worden geïnterpreteerd. De rechtbank betrekt daarom bij de uitleg van het tweede lid ook de bedoeling van de wetgever. Uit de wetsgeschiedenis maakt de rechtbank op dat ook die gevallen waarbij de tweejaarstermijn is verstreken voor 1 juli 2015 voor financiële compensatie in aanmerking moeten komen. Dat wordt niet bereikt door deze werkgevers wel een recht toe te kennen, maar de hoogte daarvan op nihil vast te stellen. Bij de berekening van de hoogte van de compensatie is een aantal beperkingen opgenomen. De letterlijke tekst van het tweede lid druist naar het oordeel van de rechtbank onmiskenbaar in tegen de kennelijke bedoeling van de wetgever. Daarom moet de maximering van het tweede lid naar het oordeel van de rechtbank (enkel) gelezen worden als een peilmoment voor het bepalen van de in acht te nemen lengte van het dienstverband bij de berekening van de hoogte van de vergoeding en niet als een beperking van (de kring van gerechtigden op) financiële compensatie op zich. De rechtbank legt het tweede lid zo uit dat de hoogte van de transitievergoeding berekend moet worden rekening houdend met de fictie dat er op het moment van het einde van de tweejaarstermijn ook al een transitievergoeding verschuldigd zou zijn. Dit betekent dat het UWV op onjuiste gronden de compensatie op nihil heeft gesteld. Het beroep wordt gegrond verklaard. Het UWV zal een nieuw besluit moeten nemen over de hoogte van de compensatie.