Rechtspraak
Rechtbank Gelderland (Locatie Arnhem), 31 januari 2022
ECLI:NL:RBGEL:2022:593
Feiten
In deze procedure hebben getuigenverhoren plaatsgevonden. De kantonrechter blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de tussenbeschikking van 2 november 2021. Daarin is zowel Ferro Investments Holding B.V. (hierna: Ferro) als werknemer opgedragen om bewijs te leveren.
Oordeel
Ferro heeft afgezien van de mogelijkheid bewijs te leveren voor haar stelling dat werknemer aan het sluiten van een zakelijke transactie met een zakelijke relatie van Ferro de voorwaarde heeft verbonden of heeft willen verbinden dat deze partij hem privé, kosteloos, zonnepanelen zou leveren. Omdat Ferro heeft afgezien van bewijslevering is deze stelling niet komen vast te staan. Dat betekent dat dit aan werknemer gemaakte verwijt niet met succes kan dienen ter onderbouwing van de gestelde e-grond. Verder wordt ingegaan op de vraag of sprake is van het koppelen van een privévoordeel aan een zakelijke transactie waar het gaat om een door een zakelijke relatie van Ferro aan werknemer geleverde zonoverkapping. Ook dat zou verwijtbaar handelen van werknemer op kunnen leveren. Uit de getuigenverhoren is niet gebleken dat de twee andere bestuurders van Ferro bij de afspraken gemaakt tussen werknemer en de zakelijke relatie aanwezig waren. In zoverre is werknemer niet in zijn bewijsopdracht geslaagd. Wel heeft de zakelijke relatie zelf verklaard dat de twee bestuurders erbij waren, maar ze stonden ook wel eens wat verder uit elkaar of liepen rond. Wel is gebleken dat van enige koppeling tussen de zakelijke transactie die Ferro, daarbij vertegenwoordigd door alle drie de bestuurders, met de zakelijke relatie gesloten had en de deal over de zwembadoverkapping tussen de zakelijke relatie en werknemer geen sprake was. De zakelijke transactie ging namelijk over een pand van de zakelijke relatie. Na deze transactie zijn ze naar een ander pand gereden. Daar stond een door de zakelijke relatie ontworpen en gemaakte overkapping. Werknemer vond dat interessant en heeft met de zakelijke relatie besproken of een dergelijke overkapping wellicht iets voor zijn zwembad thuis zou zijn. De zakelijke relatie heeft toegezegd wel zoiets gratis voor hem te willen maken. De zakelijke relatie zag dat als een mooie mogelijkheid ergens een soort ‘showmodel’ te hebben staan. Hoewel de exacte bewijsopdracht niet is geslaagd is gelet op de getuigenverklaringen wel vast komen te staan dat de afspraken tussen werknemer en de zakelijke relatie ter zake van de zwembadoverkapping op geen enkele wijze verband houden met de zakelijke (door alle drie de bestuurders) gemaakte afspraken omtrent de aankoop van het pand van de zakelijke relatie. Van een ongeoorloofde koppelverkoop is dus geen sprake. De stelling van Ferro dat werknemer privévoordelen regelde voor zichzelf bij klanten van Ferro is gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, niet vast komen te staan. Dat kan niet leiden tot ontbinding op de e-grond. Ook het ontbindingsverzoek op de g-grond wordt afgewezen, omdat aan de verstoorde relatie dezelfde verwijten ten grondslag liggen als die Ferro aan de e-grond ten grondslag legde, Ferro voor het ontstaan van de verstoorde arbeidsverhouding in overwegende mate verantwoordelijk is en zich onvoldoende heeft ingespannen om de arbeidsrelatie te verbeteren. Het ontbindingsverzoek op de i-grond wordt ook afgewezen, omdat zoals hiervoor is overwogen de omstandigheden waarop Ferro zich heeft beroepen in het kader van de e- en g-grond niet zijn komen vast te staan.