Rechtspraak
Rechtbank Den Haag (Locatie Gouda), 25 januari 2022
ECLI:NL:RBDHA:2022:981
Feiten
Werknemer is sinds 1 mei 2018 als chauffeur in dienst van Lekkerland Nederland B.V. (hierna: Lekkerland) tegen een salaris van € 2.232 bruto per maand exclusief vakantietoeslag. Werknemer heeft zich op 3 juni 2020 ziek gemeld, waarna met een re-integratietraject is begonnen. Lekkerland heeft met ingang van 25 februari 2021 de loondoorbetaling stopgezet. Vanaf eind juli 2021 heeft Lekkerland geen enkel contact meer met werknemer. Lekkerland verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de e-, g- en i-grond. Tevens verzoekt Lekkerland met betrekking tot de datum van ontbinding van de arbeidsovereenkomst geen rekening te houden met de geldende opzegtermijn en te bepalen dat werknemer geen transitievergoeding toekomt. Werknemer verschijnt niet op de zitting.
Oordeel
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Lekkerland – afgaande op de stukken en wat ter zitting is aangevoerd – aan haar verzoek de volgende feiten ten grondslag gelegd: (a) werknemer heeft geen passende werkzaamheden verricht, (b) werknemer heeft niet meegewerkt aan de opstelling van de eerstejaarsevaluatie, (c) werknemer was niet beschikbaar voor de contacten met de bedrijfsarts en (d) werknemer heeft niet meegewerkt aan de door Lekkerland bij het UWV aangevraagde deskundigenoordelen. De kantonrechter ontbindt de arbeidsovereenkomst op grond van ernstig verwijtbaar handelen van werknemer, waarbij de kantonrechter opmerkt dat nu werknemer niet ter zitting is verschenen er geen toetsing heeft kunnen plaatsvinden met betrekking tot de vraag of het handelen van werknemer misschien is ingegeven door bepaalde persoonlijke omstandigheden. Er wordt geen transitievergoeding toegekend.