Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Stichting Algemeen Pensioenfonds KLM
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 15 februari 2022
ECLI:NL:GHAMS:2022:379
Geen schending van de op het pensioenfonds rustende informatieplicht bij het wijzigen van omrekenfactoren. Pensioenfonds heeft wijziging omrekenfactoren en gevolgen daarvan tijdig en duidelijk aangekondigd. Deelnemer kon zelf via rekentool nagaan wat individuele financiƫle gevolgen zouden zijn.

Feiten

Werknemer is werkzaam geweest bij KLM en heeft als deelnemer in het pensioenfonds KLM pensioenaanspraken opgebouwd. Tussen werknemer en pensioenfonds KLM geldt het pensioenreglement 2006. Door middel van Uniforme Pensioen Overzichten (hierna: UPO’s) heeft pensioenfonds KLM werknemer geïnformeerd dat het jaarlijks te bereiken bruto ouderdomspensioen met ingang van 27 juli 2017 meer dan € 86.000 per jaar zou bedragen. Bij deze berekening van het ouderdomspensioen is uitgegaan van omrekenfactoren die golden tot 1 juli 2017. In december 2016 heeft het bestuur van pensioenfonds KLM besloten de omrekenfactoren in het pensioenreglement te wijzigen met ingang van 1 juli 2017. In een brief van 12 december 2016 heeft pensioenfonds KLM aan werknemer onder meer bericht dat hij met ingang van 27 juli 2017 (AOW-leeftijd) pensioen gaat ontvangen en heeft het pensioenfonds informatie verstrekt over de hoogte van het pensioen. In de brief is voorts vermeld dat het definitieve pensioen van werknemer wordt berekend op de pensioendatum aan de hand van de dan geldende factoren. In een nieuwsflits van pensioenfonds KLM van januari 2017 is vermeld dat de omrekenfactoren per 1 juli 2017 zullen wijzigen. Door die wijziging is de pensioenuitkering per 27 juli 2017 uiteindelijk lager dan is vermeld in de aan werknemer verstrekte UPO’s. Werknemer vordert veroordeling van pensioenfonds KLM tot onder meer uitkering van een levenslang ouderdomspensioen van € 82.153,00 bruto per jaar met ingang van 30 juni 2017. Werknemer stelt hiertoe dat hij op zijn AOW-leeftijd met pensioen is gegaan en dat hij deze keuze heeft gemaakt aan de hand van de verstrekte UPO’s. Werknemer stelt zich op het standpunt dat pensioenfonds KLM niet aan zijn informatieverplichting heeft voldaan ten aanzien van het wijzigen van de omrekenfactoren en de gevolgen daarvan voor werknemer. De kantonrechter heeft de vorderingen van werknemer afgewezen. Werknemer heeft hoger beroep ingesteld.

Oordeel

Het hof oordeelt als volgt. De in de brief van 12 december 2016 genoemde bedragen waren gebaseerd op de vanaf 1 juli 2017 geldende omrekenfactoren. Het pensioenfonds heeft derhalve geen onjuiste informatie verstrekt. De vraag die partijen verdeeld houdt, is of het pensioenfonds gehouden was werknemer er in december 2016, of kort daarna, expliciet op te wijzen dat de omrekenfactoren per 1 juli 2017 zouden veranderen, als ook dat die wijziging zou betekenen dat het voor hem voordelig was zijn ouderdomspensioen eerder te laten ingaan dan 1 juli 2017, althans hem er expliciet op te wijzen dat die veranderde omrekenfactoren een ingrijpende wijziging voor hem zouden betekenen. Werknemer meent dat het pensioenfonds die informatieplicht had. Het pensioenfonds vindt van niet. Het hof is van oordeel dat het pensioenfonds met het versturen van de nieuwsflitsen, deelnemers zoals werknemer tijdig heeft geïnformeerd. Het pensioenfonds heeft ter zitting in hoger beroep verder uitgelegd waarom het niet aan de individuele deelnemers heeft medegedeeld of de wijziging van omrekenfactoren voor hen nadelig zou zijn dan wel of vervroeging van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen voor hen wellicht voordeliger zou zijn, omdat een en ander te beschouwen zou zijn als advisering – waartoe het pensioenfonds niet gehouden is – en waarmee deelnemers wellicht zelfs gestimuleerd zouden worden gebruik te maken van op dat moment al niet meer correcte omrekenfactoren (door bijvoorbeeld de ingangsdatum van het ouderdomspensioen te vervroegen tot 30 juni 2016) hetgeen ten laste zou komen van (de andere deelnemers van) het pensioenfonds. Het was voor deelnemers weliswaar mogelijk die ingangsdatum te vervroegen, maar het pensioenfonds hoefde de deelnemers niet te stimuleren zulks te doen, zo begrijpt het hof dit standpunt. Het hof acht dit niet onzorgvuldig. Het pensioenfonds heeft door middel van verzending van de nieuwsflitsen de wijzigingen tijdig bekendgemaakt, en uit die nieuwsflitsen viel voldoende duidelijk af te leiden dat een wijziging van de omrekenfactoren zou plaatsvinden en dat dat gevolgen kon hebben voor de hoogte van de pensioenuitkering van de deelnemers. De deelnemers waren via de rekentool in staat zelf na te gaan wat de ene ingangsdatum van pensioen voor hen zou betekenen, en wat een andere. Het hof is al met al van oordeel dat de door het pensioenfonds verstrekte informatie voldoende, tijdig, uitgebreid en duidelijk was. Het pensioenfonds heeft niet gehandeld in strijd met artikel 43 en 48 PW. Het hof bekrachtigt het bestreden vonnis.