Rechtspraak
Rechtbank Noord-Nederland (Locatie Groningen), 8 maart 2022
ECLI:NL:RBNNE:2022:688
Feiten
BAT richt zich met haar onderneming op het produceren van tabak. Een van haar divisies is gevestigd te Groningen en wordt hierna BAT Niemeyer genoemd. Werknemers waren allen werkzaam bij BAT Niemeyer. Onderdeel van de (laatste) arbeidsovereenkomsten is dat werknemers jaarlijks een bonus ontvingen. Door de verder teruglopende productievolumes heeft BAT Niemeyer rond 2019/2020 besloten om een reorganisatie door te voeren. Als gevolg van deze reorganisatie komen alle arbeidsplaatsen in Groningen te vervallen en dus ook die van werknemers. Besprekingen met de vakbonden hebben destijds geleid tot het Sociaal Plan BAT Niemeyer 2020-2024. In dit sociaal plan zijn enkele bepalingen opgenomen ten aanzien van de (berekening van de) beëindigingsvergoeding en een tekenbonus. Met betrekking tot de uitvoering van dit sociaal plan is een Begeleidingscommissie ingesteld. BAT heeft op 16 juni 2021 aan werknemers een vaststellingsovereenkomst (vso) aangeboden ter beëindiging van hun dienstverband. In deze vso’s was een finaal kwijtingsbeding opgenomen. De opgenomen beëindigingsvergoedingen zijn berekend aan de hand van het loon van werknemers exclusief de bonus die zij jaarlijks ontvangen. Werknemers hebben de vso’s weliswaar getekend, maar zij hebben kenbaar gemaakt dat zij van mening zijn dat de bonus in de berekening moet worden meegenomen. Voordat werknemers de vso’s hadden getekend, hebben zij de Begeleidingscommissie gevraagd wat, gezien het finale kwijtingsbeding, hun rechtspositie is, omdat zij de kwestie over de bonus aan de kantonrechter wilden voorleggen. De Begeleidingscommissie stelde zich op het standpunt dat het voor een goede uitvoering van het Sociaal Plan wenselijk is dat de finale kwijting van een individuele vso er niet aan in de weg staat dat een medewerker na het sluiten van die vso een vordering instelt voor nakoming van de vso conform het Sociaal Plan. Werknemers vorderen dat BAT wordt veroordeeld om conform het Sociaal Plan BAT Niemeyer 2020-2024 aan werknemers een beëindigingsvergoeding te voldoen, berekend op basis van de kantonrechtersformule aan de hand van het genoten loon van werknemers inclusief de genoten bonussen en/of emolumenten, waaronder de gemiddelde consignatie, de gemiddelde overwerktoeslag, de gemiddelde RAU en de gemiddelde bonus € IND.
Oordeel
Ontvankelijkheid in verband met finale kwijting
Van belang acht de kantonrechter dat werknemers alleen een tekenbonus van twee brutomaandsalarissen konden krijgen als zij de vaststellingsovereenkomst binnen 14 dagen na dagtekening ondertekend zouden hebben geretourneerd. Omdat werknemers van mening zijn dat bij de berekening van de beëindigingsvergoeding de jaarlijkse bonus moest worden meegeteld, en zij de kans liepen dat zij de tekenbonus zouden mislopen als zij de vaststellingsovereenkomst niet binnen 14 dagen getekend zouden hebben geretourneerd, hebben zij dat aan de Begeleidingscommissie voorgelegd. Uit de bepalingen in het sociaal plan blijkt dat zowel de werkgever als werknemers een verzoek aan de Begeleidingscommissie kunnen doen. Als de commissie tot een meerderheidsbesluit komt, zal de werkgever overeenkomstig besluiten. In het onderhavige geval hebben werknemers aan de Begeleidingscommissie de vraag over de finale kwijting voorgelegd. Gezien het antwoord van de Begeleidingscommissie, waarvan gesteld noch gebleken is dat dit niet het meerderheidsstandpunt is, mochten werknemers er naar het oordeel van de kantonrechter gerechtvaardigd op vertrouwen dat BAT zich in een procedure bij de kantonrechter niet op de ‘finale kwijting’ zou beroepen. In ieder geval is het beroep van BAT op de ‘finale kwijting’ naar het oordeel van de kantonrechter naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Werknemers kunnen daarom in hun vordering worden ontvangen.
Uitleg Sociaal Plan 2020-2024
Volgens vaste rechtspraak geldt voor de uitleg van een Sociaal Plan de zogenoemde cao-norm. In artikel 12.2 van het Sociaal Plan 2020-2024 staat de wijze van berekening van de beëindigingsvergoeding. Bepaald is dat de beëindigingsvergoeding gelijk is aan A x B x C, waarbij B staat voor ‘beloning, zijnde het brutomaandinkomen zoals bedoeld in hoofdstuk 3’. In hoofdstuk 3 zijn onder meer het basissalaris, het brutojaarinkomen en het brutomaandinkomen gedefinieerd. Uit de tekst van definities van deze bepalingen blijkt naar het oordeel van de kantonrechter niet dat overeengekomen is dat de bonus bij de berekening van de beëindigingsvergoeding moet worden meegenomen (als onderdeel van factor B van de formule). De vraag die vervolgens moet worden beantwoord is of dat wel het geval is wanneer de bepalingen worden gelezen in het licht van de gehele tekst van het Sociaal Plan. Uit de tekst van artikel 12.1 van het Sociaal Plan 2020-2024 blijkt naar het oordeel van de kantonrechter onmiskenbaar dat overeengekomen is dat de werknemers bij beëindiging van het dienstverband recht hebben op een vergoeding op basis van de in artikel 12.2 genoemde formule met de transitievergoeding als minimum. Verder is in artikel 12.1 bepaald dat de wettelijke transitievergoeding zal worden aangevuld ‘tot de uitkomst van de berekening in artikel 12.2 welke is afgeleid van de zogeheten kantonrechtersformule’. Gesproken wordt derhalve van een berekening die is afgeleid van de kantonrechtersformule. Uit deze gekozen bewoording blijkt naar het oordeel van de kantonrechter dat BAT met de vakbonden enkel is overeengekomen dat voor wat betreft de berekening van de beëindigingsvergoeding een soortgelijke formule zal worden gehanteerd als de kantonrechtersformule. Verder wordt voor wat betreft de beëindigingsvergoeding als basis verwezen naar de transitievergoeding. BAT is op grond van artikel 3 lid 1 Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding verplicht om bij de berekening van de transitievergoeding de bonus mee te tellen. Daaruit volgt naar het oordeel van de kantonrechter echter niet zonder meer dat de bonus voor de beëindigingsvergoeding meeteelt wanneer deze volgens de berekeningsmethodiek hoger is dan de transitievergoeding. Het stond de vakbonden en werkgevers namelijk vrij om in het Sociaal Plan 2020-2024 ter zake van de beëindigingsvergoeding andersluidende afspraken te maken. Op grond van voorgaande overwegingen komt de kantonrechter tot het oordeel dat het Sociaal Plan 2020-2024 niet aldus kan worden uitgelegd dat de jaarlijkse bonus die werknemers ontvingen, moet worden meegenomen bij de berekening van hun beëindigingsvergoeding. De conclusie van het voorgaande is dat de vordering van werknemers wordt afgewezen.