Rechtspraak
Rechtbank Limburg (Locatie Roermond), 9 maart 2022
ECLI:NL:RBLIM:2022:1865
Feiten
Werknemer is als technisch commercieel medewerker op 8 mei 2009 in dienst getreden van Collé Sittard Machinehandel B.V. (hierna: Collé). In de arbeidsovereenkomst is een concurrentiebeding opgenomen met een duur van twee jaar en een onduidelijk geformuleerde reikwijdte. Werknemer zegt de arbeidsovereenkomst op tegen 1 januari 2022 om vervolgens op die datum in dienst te treden van Intrak B.V. (hierna: Intrak). Collé heeft werknemer en Intrak voorafgaand aan de indiensttreding van werknemer bij Intrak medegedeeld dat het werknemer vanwege het concurrentiebeding niet is toegestaan om bij Intrak in dienst te treden. Collé vordert werknemer te veroordelen tot het betalen van een boete en tot staking van zijn werkzaamheden voor Intrak voor de duur van het overeengekomen concurrentiebeding. Ten aanzien van Intrak vordert Collé op straffe van een dwangsom het verbod om werknemer nog langer te werk te stellen, omdat er sprake zou zijn van het profiteren van de wanprestatie van werknemer. Werknemer vordert in reconventie gehele of gedeeltelijke schorsing van het concurrentiebeding dan wel toekenning van een vergoeding als bedoeld in artikel 7:653 lid 5 BW.
Oordeel
De voorzieningenrechter stelt vast dat uit de stellingen van Collé en werknemer volgt dat voorafgaand aan het sluiten van de arbeidsovereenkomst tussen Collé en werknemer niet is gesproken of onderhandeld over het concurrentiebeding. Bij de uitleg van het beding dient de voorzieningenrechter daarom veel belang te hechten aan de tekst van dat beding. De voorzieningenrechter stelt voorop dat het aan Collé is, als de partij die het beding heeft opgesteld en als de partij die er een beroep op doet, om voldoende te stellen en onderbouwen op welk(e) deel/delen van het beding zij een beroep doet en hoe dat/die volgens haar moet(en) worden uitgelegd. De voorzieningenrechter stelt vast dat het beding niet eenvoudig leesbaar is, hetgeen de uitleg ervan niet vergemakkelijkt. Collé heeft ook geen nadere toelichting gegeven bij het beding. De voorzieningenrechter oordeelt aan de hand van de tekst van het concurrentiebeding dat er geen sprake is van het direct of indirect in enigerlei vorm een zaak gelijk(soortig) of aanverwant aan die van de werkgever te vestigen, drijven, mede drijven of doen drijven en dat er evenmin sprake is van het leveren van zaken of diensten gelijk aan of vergelijkbaar met die waarop het bedrijf van de Collé zich toelegt, aangezien werknemer zelfstandig geen zaken of diensten levert, maar elders als werknemer in dienst is. Ook heeft Collé onvoldoende aannemelijk gemaakt dat Intrak zaken of diensten gelijk aan of vergelijkbaar met die waarop het bedrijf van Collé zich toelegt, levert aan diegenen die op enig tijdstip gedurende de laatste twee jaren onmiddellijk voorafgaande aan de datum van beëindiging van de dienstbetrekking dergelijke zaken of diensten van Collé betrokken. Het feit dat Intrak in dezelfde branche als Collé acteert, wil volgens de voorzieningenrechter nog niet zeggen dat Intrak aan klanten van Collé levert. De vorderingen van Collé jegens werknemer en Intrak worden afgewezen, met veroordeling van Collé in de proceskosten.