Rechtspraak
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 1 maart 2022
ECLI:NL:GHDHA:2022:300
Feiten
Werknemer is sinds 17 oktober 2010 in dienst bij M+ Teleservices B.V. en was laatstelijk werkzaam in de functie van operationmanager. In oktober 2019 heeft werknemer zich ziek gemeld. Op 19 juni 2020 heeft werknemer aan zijn leidinggevende een e-mail gestuurd, waarin hij onder meer bericht dat het bestaansrecht van M+ Teleservices op fraude was gebaseerd. Op 20 augustus 2020 heeft er een arbeidsdeskundig onderzoek plaatsgevonden. In het opgestelde rapport wordt gesteld dat werknemer nog niet kan re-integreren. Geadviseerd wordt om een gesprek te laten plaatsvinden om de mogelijke verstoringen in de arbeidsrelatie weg te nemen. Werknemer vindt niet dat er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding. Voor werknemer is het van belang om zijn mogelijkheden binnen M+ Teleservices helder te krijgen. Op 13 oktober 2020 heeft de bedrijfsarts voor de werkgerelateerde problemen mediation geadviseerd. Op 2 november 2020 heeft er onder leiding van een mediator een gesprek tussen de leidinggevende en werknemer plaatsgevonden. Op 4 november 2020 heeft M+ Teleservices werknemer een officiële waarschuwing gegeven, omdat hij volgens M+ Teleservices heeft gehandeld in strijd met de afspraken in het kader van re-integratie, onrust heeft veroorzaakt in de interne organisatie en jegens zijn leidinggevenden een toon aanslaat die niet door de beugel kan. Op 5 november 2020 heeft M+ Teleservices werknemer aangeschreven vanwege het (ten onrechte) downloaden van documenten uit personeelsdossiers. Op 25 februari 2021 heeft de bedrijfsarts geoordeeld dat werknemer per 11 maart 2021 volledig hersteld is. Vervolgens heeft M+ Teleservices een ontbindingsverzoek ingediend bij de kantonrechter. Op 30 maart 2021 heeft de bedrijfsarts geoordeeld dat werknemer voor 50% arbeidsgeschikt is. De kantonrechter heeft op verzoek van M+ Teleservices de arbeidsovereenkomst ontbonden vanwege een verstoorde arbeidsrelatie, zonder toekenning van een billijke vergoeding (geen ernstig verwijtbaar handelen werkgever). Werknemer verzoekt in hoger beroep toekenning van een billijke vergoeding/schadevergoeding van € 592.894,80 bruto.
Oordeel
Is sprake van een opzegverbod?
Werknemer stelt zich op het standpunt dat de arbeidsovereenkomst ten onrechte is ontbonden, omdat op 11 maart 2021 sprake was van een opzegverbod (ziekte) en het ontbindingsverzoek daarmee verband houdt. Werknemer meent dat de bedrijfsarts hem ten onrechte per die datum volledig arbeidsgeschikt heeft geacht en dat hij feitelijk arbeidsongeschikt was op het moment van indiening van het verzoekschrift. Werknemer heeft een medisch advies en een second opinion overgelegd, waarin staat dat het aannemelijk is dat de gedragingen die werknemer worden verweten in het verzoekschrift te maken hebben met de ziekte van werknemer en dat sprake is geweest van doorlopend verzuim (in tegenstelling tot de hersteldverklaring van de bedrijfsarts).
Het hof overweegt als volgt. Ondanks het ontbreken van een deskundigenoordeel van het UWV (werknemer had hier geen vertrouwen in) moet in de gegeven omstandigheden worden geoordeeld dat hetgeen werknemer heeft aangevoerd en met de medische adviezen heeft onderbouwd, voldoende is om het oordeel van de bedrijfsarts dat werknemer per 11 maart 2021 weer volledig arbeidsgeschikt was als niet juist te aanvaarden. De beslissing van de bedrijfsarts om werknemer volledig arbeidsgeschikt te achten is uiteindelijk alleen gestoeld op de verklaring van werknemer zelf. Dat werknemer zijn eigen werk daadwerkelijk aankon, was op dat moment en is ook nu echter op geen enkele wijze aannemelijk geworden. De eigen verklaring van werknemer over zijn medische toestand was op dat moment te optimistisch, hetgeen ook al snel bleek (terugkerende stressklachten). Het hof komt tot het oordeel dat in beginsel sprake is van het opzegverbod van artikel 7:670 lid 1 sub a BW.
Houdt ontbindingsverzoek verband met ziekte/arbeidsongeschiktheid?
De verstoorde arbeidsrelatie is ontstaan door gebeurtenissen tijdens de ziekteperiode van werknemer. Het gaat daarbij specifiek om de volgende verwijten: (a) de toon van werknemer richting zijn leidinggevenden en de HR-manager, (b) de beschuldiging door werknemer van fraude door M+ Teleservices en het dreigement klanten hierover te informeren, (c) het zich niet houden aan de re-integratieafspraken, en (d) het ongeoorloofd downloaden van persoonsgegevens. Het hof stelt vast dat werknemer in de uitlatingen die hem worden verweten erg direct is en op sommige punten onbehoorlijk, hetgeen zal hebben bijgedragen aan de verstoorde arbeidsrelatie. De vraag is of en zo ja in hoeverre aannemelijk is dat deze directe toon het gevolg is geweest van de ziekte van werknemer, dan wel zijn medicatiegebruik. Het hof heeft ter zake behoefte aan deskundige voorlichting. Het hof zal een deskundige benoemen. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.