Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 12 april 2022
ECLI:NL:GHSHE:2022:1181
Feiten
(Ex-)werknemer is tevens statutair bestuurder van Beheer. Op 31 december 2016 heeft Beheer de aandelen in het geplaatst kapitaal van een drietal ondernemingen overgedragen aan Woonwinkel. (Ex-)werknemer is vanaf 1 januari 2017 in loondienst van Woonwinkel. In of omstreeks maart 2019 is Beheer een civiele procedure gestart tegen Woonwinkel bij de ‘handelskamer’ van de rechtbank Limburg, locatie Roermond. Bij verzoekschrift van 14 maart 2019 heeft Woonwinkel de kantonrechter te Roermond verzocht om de arbeidsovereenkomst met (ex-)werknemer te ontbinden. Op 2 mei 2019 is er ten overstaan van de kantonrechter te Roermond in beide geschillen een minnelijke regeling tot stand gekomen, waarbij Woonwinkel aan Beheer onder meer een schadevergoeding van € 200.000 moest voldoen. Deze regeling is vastgelegd in het proces-verbaal van 2 mei 2019. In hoger beroep vordert (ex-)werknemer dat Woonwinkel gehouden is haar verplichtingen uit hoofde van de arbeidsovereenkomst en de minnelijke regeling na te komen. Woonwinkel heeft volgens (ex-)werknemer over de maanden februari en maart 2019 een te laag brutoloon uitbetaald en Beheer heeft nog recht op een vergoeding van de door haar onterecht voorgeschoten motorrijtuigenbelasting van € 810 en op vergoeding van de door haar onterecht betaalde leasetermijnen van € 3.604,82. Deze vorderingen vloeien voort uit de gemaakte afspraak tot overname van de bedrijfswagens en uit het feit dat Woonwinkel deze wagens reeds lange tijd in gebruik heeft en de leasepenningen en motorrijtuigenbelasting voorheen telkens heeft voldaan. In een vonnis van 11 maart 2020 heeft de kantonrechter deze vorderingen van (ex-)werknemer afgewezen. (Ex-)werknemer vordert – na eisvermeerdering – in hoger beroep onder meer (1) loonvordering van € 18.898,31 bruto, (2) vernietiging van de finale kwijtingsbepaling in de handelszaak voor zover het betreft de vordering uit hoofde van verschuldigde maar niet betaalde motorrijtuigenbelasting en leasepenningen, (3) een betaling aan Beheer van € 7.588,45 uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking en (4) nakoming van de verplichting van Woonwinkel om de naam van (ex-)werknemer te verwijderen op de bedrijfswagens.
Oordeel
Het hof oordeelt als volgt. Met twee grieven betoogt (ex-)werknemer dat bij een juiste uitleg van de finale kwijtingsbedingen in de minnelijke regeling, hij recht heeft op toewijzing van de in hoger beroep vermeerderde vorderingen. Niet alleen de inhoud van de minnelijke regeling is volgens (ex-)werknemer van belang, maar ook de partijbedoelingen. In eerste aanleg heeft de kantonrechter geoordeeld dat de uitleg en de reikwijdte van de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst moet worden bepaald aan de hand van de Haviltexnorm (ECLI:NL:HR:1981:AG4158). Ook het hof neemt de Haviltexnorm tot uitgangspunt bij de verdere beoordeling in deze zaak. Het valt zonder nadere toelichting – die (ex-)werknemer ook in hoger beroep niet heeft gegeven – niet in te zien dat hierdoor de maatstaf voor de uitleg en reikwijdte van een finaal kwijtingsbeding in een vaststellingsovereenkomst onvolledig is weergegeven. Partijen hebben ter zitting in hoger beroep toegelicht op welke wijze de minnelijke regeling tot stand is gekomen. Hieruit volgt, naar het oordeel van het hof, dat het de bedoeling van partijen was dat na betaling van een bedrag van € 200.000 de geschillen over alle vorderingen over en weer in beide procedures met deze afspraak definitief waren beslecht. Dit blijkt volgens het hof ook uit de tekst van de vaststellingsovereenkomst, waarin geen voorbehoud is opgenomen met betrekking tot de vorderingen samenhangend met de doorgevoerde loonstop en/of de autokostenregeling. (Ex-)werknemer heeft ook in hoger beroep geen feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan voor Woonwinkel helder was of zou moeten zijn dat de finale kwijting slechts een beperkte werking had. Het hof komt tot de conclusie dat de finale kwijtingsbepalingen die in artikel 7 en artikel 15 in de vaststellingsovereenkomst zijn opgenomen in de weg staan aan toewijzing van de loonvorderingen. Afwijzing volgt. Hierdoor kan de vraag of de doorgevoerde loonstop al dan niet terecht was verder onbeantwoord kan blijven. Dit geldt eveneens voor de vorderingen met betrekking tot de motorrijtuigenbelasting en de leasepenningen. Het vonnis van de kantonrechter wordt vernietigd. Woonwinkel wordt veroordeeld tot nakoming van de verplichting om de naam van (ex-)werknemer te verwijderen op de betreffende bedrijfswagens, echter op grond van de omstandigheid dat een van de auto’s zich in Ghana bevindt, zonder oplegging van een dwangsom. (Ex-)werknemer wordt veroordeeld in de proceskosten.