Rechtspraak
Rechtbank Den Haag (Locatie Den Haag), 5 april 2022
ECLI:NL:RBDHA:2022:3339
Feiten
In de periode tussen 28 augustus 2017 en 2 februari 2018 is eiser bij de Stichting Politiek Werk en Ondersteuning VVD (hierna: SPWO) werkzaam geweest als stagiair op basis van een stageovereenkomst, met een stagevergoeding van € 1.879,72 bruto. SPWO is een stichting die de Tweede Kamerfractie van de VVD ondersteunt. SPWO wordt bestuurd door een zestal VVD Tweede Kamerleden die namens de VVD zitting hebben in de Tweede Kamer. De stageovereenkomst is tot stand gekomen tussen eiser als stagenemer, SPWO als stagegever en de studieadviseur van de studie Bestuurskunde van de Universiteit Leiden. Eiser vordert een verklaring voor recht dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst heeft bestaan, omdat hij in de periode dat hij bij SPWO werkzaam was werkzaamheden verrichtte die vergelijkbaar waren met die van de andere fulltime werknemers van SPWO. SPWO heeft het leerelement van de stage van eiser op de achtergrond gesteld en de stage kwalificeert daarom als een volwaardige baan en daarmee als een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 BW. In dat licht heeft eiser voor zijn werkzaamheden recht op loon en daarmee nog recht op een nabetaling van € 9.670,78 bruto, begroot op de wijze zoals beschreven in artikel 7:618 BW. SPWO betwist dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst.
Oordeel
De kantonrechter is onder verwijzing naar het Arrest van de Hoge Raad van 15 oktober 2015 (ECLI:NL:HR:2015:3019, Logidex) van oordeel dat tussen partijen geen arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen. De werkzaamheden die eiser bij SPWO verrichtte, waren onmiskenbaar in het kader van zijn studie Bestuurskunde aan de Universiteit Leiden. Dit blijkt onder meer uit de inleidende woorden en artikel 1 van de stageovereenkomst tussen eiser, SPWO en de Universiteit Leiden. Die overweging is van belang, omdat een stage in het kader van een studie of opleiding vaak een vereiste is om een diploma of opleidingscertificaat te kunnen behalen. In dat geval moeten als ‘beloning’ voor de werkzaamheden in het kader van een stage gezien worden de studiepunten, die vereist zijn voor het behalen van het diploma of opleidingscertificaat. De kantonrechter stelt vervolgens dat een stageovereenkomst vaak juist geen arbeidsovereenkomst is, omdat de verrichte werkzaamheden in overwegende mate in het belang van de gevolgde studie zijn, zoals in onderhavige kwestie ook het geval is. Het is daarnaast niet gesteld of gebleken dat het primaire doel van de arbeidsprestatie van eiser een (actieve) bijdrage aan de verwezenlijking van het primaire doel van SPWO is geweest. De slotsom is derhalve dat het zwaartepunt van de stage van eiser lag op het verwerven van (werk)ervaring, als onderdeel van zijn studie Bestuurskunde en dat eiser ermee bekend raakte dat niet steeds alle werkzaamheden van een ondersteunende organisatie als SPWO binnen de reguliere kantooruren plaatsvinden. Ook is niet gebleken dat eiser destijds bezwaar heeft gemaakt dat hij de betreffende werkzaamheden op de betreffende tijden moest verrichten. Het feit dat eiser werkzaamheden verrichtte buiten de in de stageovereenkomst overeengekomen uren, betekent niet dat juist en alleen hierdoor het karakter van de stageovereenkomst verschiet naar een arbeidsovereenkomst. De vordering(en) van eiser wordt (worden) afgewezen.