Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 23 maart 2022
ECLI:NL:RBROT:2022:3392
Feiten
Op 11 januari 2022 heeft Baggermaatschappij Boskalis B.V. (hierna: Boskalis) een verzoekschrift ex artikel 7:671b BW ingediend. Op 3 maart 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Bij brief van 15 maart 2022 heeft Boskalis de kantonrechter bericht dat het verzoekschrift wordt ingetrokken. Bij e-mail van 21 maart 2022 heeft werkneemster de kantonrechter bericht dat zij op grond van artikel 1.2.8 van het procesreglement aanspraak maakt op de bij het verweer verzochte kostenveroordeling. Boskalis heeft de kantonrechter diezelfde dag bericht dat werkneemster in haar verweerschrift enkel subsidiair – voor het geval dat het verzoek van Boskalis tot ontbinding zou worden toegewezen – om een proceskostenveroordeling heeft verzocht. Deze voorwaarde is niet in vervulling gegaan. Boskalis verzoekt de kantonrechter om te bepalen dat beide partijen de eigen proceskosten dragen. Op 22 maart 2022 heeft werkneemster de kantonrechter bericht dat de door haar verzochte proceskostenveroordeling zowel primair, als subsidiair heeft te gelden.
Oordeel
Op grond van het bepaalde in artikel 289 Rv kan een proceskostenveroordeling op verzoek of ambtshalve worden uitgesproken. Bovendien bepaalt het Procesreglement niet dat geen proceskostenveroordeling kan volgen als daar pas na intrekking van het verzoekschrift om wordt verzocht. Nu Boskalis haar verzoekschrift pas na het indienen van het verweerschrift door werkneemster en na de mondelinge behandeling heeft ingetrokken, is de kantonrechter van oordeel dat werkneemster nodeloos kosten heeft gemaakt. Hierdoor bestaat er aanleiding om Boskalis te veroordelen om die proceskosten te vergoeden. Boskalis wordt dan ook in de proceskosten van werkneemster veroordeeld, die tot aan deze beschikking worden begroot op € 498 aan salaris voor haar gemachtigde.