Feiten 

Werknemer is op 13 april 2013 bij SAB Catering B.V. (hierna: SAB) in dienst getreden en was laatstelijk werkzaam als vestigingsmanager. Op 12 maart 2022 heeft op de werkvloer een situatie plaatsgevonden waarbij onder meer werknemer betrokken was. Naar aanleiding hiervan is werknemer op non-actief gesteld, hangende een te verrichten onderzoek naar zijn handelen. In het kader van het onderzoek heeft SAB meerdere werknemers gehoord. Van de gesprekken zijn door SAB beeld- en geluidsopnamen gemaakt. De HR-medewerker van SAB die bij de gesprekken aanwezig was, heeft de opnamen uitgewerkt in gespreksverslagen, die door de betreffende werknemers zijn ondertekend. Op 15 april 2022 heeft SAB werknemer op staande voet ontslagen wegens (i) het maken van seksistische opmerkingen en (ii) het ongewenst betasten van andere werknemers. Werknemer heeft een week later verzocht om het onderzoeksrapport toe te zenden. Daarop zijn de gespreksverslagen naar werknemer gestuurd. Bij e-mail heeft SAB gevraagd om ook de beeld- en geluidsopnamen van de gesprekken te verstrekken. SAB heeft daaraan geen gehoor gegeven. Werknemer vordert in kort geding afgifte aan hem van de beeld- en/of geluidsfragmenten waarop de verklaringen van de werknemers zijn opgenomen.  

Oordeel 

De kantonrechter oordeelt als volgt. Partijen zijn verdeeld over de vraag of werknemer een rechtmatig belang bij de gevorderde afgifte heeft. Werknemer vordert het afschrift van de opnamen, omdat hij wil verifiëren of de schriftelijke verklaringen overeenstemmen met de mondeling afgelegde verklaringen en om te beoordelen of er sturende/insinuerende vragen zijn gesteld en hoe de gesprekken zijn ingeleid door SAB. Gegeven dat het ontslag op deze bewijsmiddelen is gebaseerd, is het voor de rechtspositie van werknemer in de zaak tegen het ontslag van belang dat hij óók over alle bewijsmiddelen beschikt. SAB heeft het rechtmatig belang van werknemer gemotiveerd weersproken. Hoewel de kantonrechter de wens van werknemer om van de opnamen kennis te nemen op zichzelf goed begrijpt, kan dit niet tot toewijzing van zijn vordering leiden. Werknemer heeft namelijk onvoldoende concreet gemaakt op welke punten de schriftelijke verklaringen van de werknemers onjuist zouden zijn. Ontoereikend is dat werknemer vermoedt dat de opnamen (mogelijk) steun geven aan zijn stelling over de beweegredenen van de werknemers voor het afleggen van hun verklaringen en zijn stelling dat SAB de verklaringen mogelijk heeft gestuurd door insinuerende vragen te stellen en door de wijze waarop zij de gesprekken heeft ingeleid. Zodoende wordt de vordering van werknemer afgewezen.