Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/werkgever
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 20 april 2022
ECLI:NL:RBNHO:2022:5115
Werkgever niet aansprakelijk voor de fysieke en psychische schade die werkneemster stelt te hebben geleden door de werkomstandigheden bij werkgever. Causaal verband is niet aangetoond. Voor toepassing van de arbeidsrechtelijke omkeringsregel ziet de kantonrechter geen grond. Geen schending zorgplicht werkgever.

Feiten

Werkneemster is van 18 juni 2001 tot 1 oktober 2020 in dienst geweest bij (de rechtsvoorganger van) werkgever als assistent-begeleider. Werkgever biedt op diverse aspecten begeleiding aan mensen met een verstandelijke beperking, autisme of niet aangeboren hersenletsel. Vanaf oktober 2018 heeft de leidinggevende van werkneemster meermaals aan werkneemster laten weten dat zij niet tevreden is over het functioneren van werkneemster. In een e-mail van 19 februari 2019 heeft de leidinggevende werkneemster uitgenodigd voor een gesprek over het functioneren van werkneemster en omdat werkneemster had aangegeven dat ze klachten van overbelasting ervoer. Eind februari 2019 heeft werkneemster zich ziek gemeld, waarna zij tot 6 mei 2019 (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is geweest. In de zomer van 2019 is werkneemster op initiatief van de leidinggevende gestart met een verbetertraject inclusief scholing op maat, met een looptijd tot juli 2020. In september 2019 heeft werkneemster bij de adviseur inzetbaarheid van de Arbodienst van werkgever gemeld dat zij als gevolg van het ingezette verbetertraject druk ervaart en bang is te gaan uitvallen. Eind oktober 2019 heeft werkneemster zich wegens rugklachten ziekgemeld, waarna zij tot eind december 2019 (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is geweest. In een e-mail van 2 december 2019 heeft de leidinggevende werkneemster onder meer laten weten dat de tussentijdse evaluatie van het verbetertraject wordt uitgesteld tot februari 2020 omdat werkneemster door ziekte en geplande vrije dagen beperkt aanwezig was geweest. Eind januari 2020 heeft de leidinggevende werkneemster per e-mail laten weten dat de eerste tussentijdse evaluatie als gevolg van haar beperkte aanwezigheid sinds de start van de opleiding, als onvoldoende beoordeeld zal worden. Van 6 tot en met 9 februari 2020 heeft werkneemster zich ziek gemeld met psychische klachten. Op 12 februari 2020 heeft de leidinggevende werkneemster bevestigd dat het eindoordeel van de eerste tussentijdse evaluatie onvoldoende is, omdat de aanwezigheid van werkneemster bovengemiddeld laag is geweest. De kantonrechter heeft op verzoek van werkgever de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 oktober 2020 ontbonden op de g-grond. In deze procedure vordert werkneemster onder meer schadevergoeding. Werkneemster legt aan de vordering onder meer ten grondslag dat werkgever schadeplichtig is jegens werkneemster, omdat werkneemster psychische en lichamelijke schade heeft geleden door onrechtmatig handelen en wanprestatie van werkgever.

Oordeel

Aansprakelijkheid op grond van artikel 7:658 BW

De kantonrechter stelt vast dat werkneemster haar vordering heeft gebaseerd op artikel 6:162 en 6:74 jo 7:611 BW. De kantonrechter zal de vorderingen echter eerst beoordelen op basis van artikel 7:658 BW, omdat deze lex specialis van Boek 6 de aansprakelijkheid van werkgevers regelt voor schade van werknemers geleden in de uitoefening van de werkzaamheden. Werkgever heeft het causaal verband en de door werkneemster gestelde schadelijke werkomstandigheden, waardoor de fysieke klachten zouden zijn ontstaan, uitdrukkelijk weersproken. Daarnaast heeft werkgever gewezen op de maatregelen die hij heeft genomen ter voorkoming van te hoge werkdruk en het ontstaan van fysieke klachten. Het ligt gelet hierop op de weg van werkneemster om het verband tussen de fysieke klachten en de werkzaamheden te bewijzen. De door werkneemster overgelegde bescheiden bieden daarvoor onvoldoende steun. Werkneemster heeft ter onderbouwing van het causale verband slechts verwezen naar feiten van algemene bekendheid dat in de gezondheidszorg sprake is van een hoge werkdruk en dat een hoge werkdruk en een onveilig werkklimaat kunnen leiden tot fysieke klachten. Dat is echter onvoldoende om in deze concrete situatie het vereiste causale verband aan te nemen. De conclusie is dat werkneemster er niet in is geslaagd het vereiste causaal verband tussen de lichamelijke klachten en de werkomstandigheden te bewijzen. Voor toepassing van de arbeidsrechtelijke omkeringsregel ziet de kantonrechter geen grond. Daarvoor is, vanwege het multicausale karakter van de fysieke klachten, het verband tussen de lichamelijke klachten en de werkomstandigheden te onzeker en te onbepaald. Ook voor de psychische klachten is de conclusie dat werkneemster er niet in is geslaagd het causale verband te bewijzen. Het rapport van de psycholoog en ook de brief van werkneemster maken duidelijk dat het ontstaan van haar (psychische) klachten – die werkneemster thans aanduidt als een ‘werktrauma’ – volgens werkneemster vooral is terug te voeren op de periode 2019-2020. De kantonrechter kan zich voorstellen dat het voor werkneemster niet prettig is geweest dat zij door haar leidinggevende werd bekritiseerd. Dat neemt niet weg dat het beoordelen van het functioneren van een werknemer en het uiten van kritiek op het functioneren inherent is aan de gezagsverhouding in een arbeidsrelatie en niet duiden op een abnormale werksituatie. Dat de gezondheidsklachten van werkneemster voortkomen uit enige schending van werkgever van een norm gericht op het voorkomen van uitval door overbelasting is niet gebleken.

Aansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 en 6:74 BW

Ook het beroep van werkneemster op grond van artikel 6:162 en 6:74 BW wordt verworpen. Zoals hiervoor is overwogen, is immers niet komen vast te staan dat de psychische en lichamelijke klachten van werkneemster zijn veroorzaakt door de werkomstandigheden bij werkgever dan wel door onrechtmatig handelen of een toerekenbare tekortkoming van werkgever.