Naar boven ↑

Rechtspraak

Misuga Kaiun Holland B.V./Werknemer
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 16 augustus 2016
ECLI:NL:GHDHA:2016:4415
Aanspraak op uitbetaling overuren. Is het overwerk verdisconteerd in de hoogte van het salaris? Bewijsopdracht.

Feiten 

Misuga Kaiun Holland B.V. (hierna: Misuga Kaiun) is een bedrijf dat zorg draagt voor het technisch beheer en management van schepen over de gehele wereld. Werknemer is van 2011 tot en met 2013 in dienst geweest bij Misuga Kaiun. In zijn functie was hij verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van het schip. In de toepasselijke ‘Working Regulations’ is opgenomen dat werknemer een vergoeding ontvangt voor het verrichten van overwerk. Partijen hebben op 1 juni 2012 een nieuwe arbeidsovereenkomst gesloten, waarbij is opgenomen dat de vergoeding voor het verrichten van overwerk wordt geacht te zijn opgenomen in het salaris van werknemer. Werknemer heeft in eerste aanleg uitbetaling van 1.043,8 overuren gevorderd (neerkomend op een bedrag van € 63.578,60). De kantonrechter heeft de vordering van werknemer toegewezen. Misuga Kaiun heeft zich met het vonnis van de kantonrechter niet kunnen verenigen en heeft hoger beroep ingesteld.  

Oordeel 

Misuga Kaiun bestrijdt dat werknemer ooit recht heeft gehad op uitbetaling van de overuren. De ‘Working Regulations’ gelden volgens Misuga Kaiun alleen voor het kantoorpersoneel. Het is dus nooit de bedoeling geweest dat werknemer overuren uitbetaald kreeg. Het hof onderschrijft deze stellingname van Misuga Kaiun niet. In de ‘Working Regulations’ is namelijk opgenomen dat de bepalingen daarvan voor iedere werknemer gelden, hetgeen betekent dat ook werknemer recht heeft op uitbetaling van de overuren. De stelling van Misuga Kaiun dat de bepaling uit de nieuwe arbeidsovereenkomst met zich zou brengen dat werknemer geen recht heeft op uitbetaling van de overuren, gaat volgens het hof niet op. Uit niets blijkt dat de rechten die kunnen worden ontleend aan de Working Regulations op grond van de nieuwe arbeidsovereenkomst zijn komen te vervallen. Werknemer heeft dus recht op uitbetaling van de overuren die zijn gemaakt in de periode van 2011 tot 1 juni 2012. Werknemer heeft gesteld dat het inherent aan zijn functie was dat hij niet onder het rechtstreekse toezicht van zijn leidinggevende stond en dat hij zelf bepaalde wanneer het noodzakelijk was dat hij werkzaamheden verrichtte en daarbij overuren maakte. Omdat werknemer veel probleemschepen onder zijn hoede had, maakte hij zoveel meer overuren dat dit niet meer als bij de aard van de functie horende extra uren kon worden gezien. Dit wist Misuga Kaiun dan wel had zij dat moeten begrijpen. Misuga Kaiun heeft deze stellingen gemotiveerd bestreden. Mocht blijken dat werknemer in de betreffende periode ruim 1.000 overuren heeft gemaakt, hetgeen duidt op zeer aanzienlijke werkzaamheden bovenop het reguliere werk, dan gaat het hof ervan uit dat Misuga Kaiun, op grond  van het goed werkgeverschap, gehouden is werknemer voor dat aanzienlijke extra werk financieel te compenseren, nu  een werkgever in redelijkheid van een werknemer niet kan verlangen dat hij zoveel extra werk verricht, bovenop de reguliere arbeidsuren, zonder dat extra werk geldelijk te belonen dan wel op relevante wijze te compenseren met vrije tijd. In dat geval is niet relevant of het maken van overuren met zoveel woorden door een leidinggevende is verzocht of geaccordeerd. Gelet op de betwisting van Misuga Kaiun, wordt werknemer in de gelegenheid gesteld om bewijst e leveren van zijn stelling dat hij als gevolg van de hem opgedragen werkzaamheden in de periode van 2011 tot 1 juni 2012 ruim 1.000 overuren heeft moeten maken om die werkzaamheden op een verantwoorde wijze te kunnen verrichten.