Rechtspraak
Feiten
Werknemer is sinds 1 juli 2021 bij werkgever in dienst als algemeen medewerker. Op 13 januari 2022 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen onder meer werknemer en werkgever. Tijdens dit gesprek heeft werknemer aangegeven dat hij voornemens was zijn arbeidsovereenkomst op te zeggen. Tien dagen later heeft werknemer medegedeeld dat hij definitief zijn arbeidsovereenkomst wilde opzeggen. Vervolgens is een schriftelijke bevestiging uitgebleven. Daarna is werknemer, terwijl hij ingeroosterd stond, zonder werkzaamheden te hebben verricht van zijn werk vertrokken. Daarbij zou hij geld hebben meegenomen uit een koffer van werkgever zonder toestemming van werkgever. Op 12 april 2022 heeft werknemer zijn arbeidsovereenkomst opgezegd per 1 juni 2022. Nadien heeft er nog diverse correspondentie plaatsgevonden tussen werknemer en werkgever. Op 17 april 2022 heeft werknemer de map van werkgever afgegeven en heeft werkgever werknemer mondeling op staande voet ontslagen. Twee dagen later (19 april) is werknemer schriftelijk op staande voet ontslagen, omdat hij onder meer geld zou hebben gestolen van werkgever. Werknemer meent dat hij ten onrechte op staande voet ontslagen is en verzoekt onder meer vergoeding van zijn nog niet betaalde loon, een billijke vergoeding, transitievergoeding en vergoeding wegens onregelmatige opzegging.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. Allereerst is sprake geweest van een onverwijld gegeven ontslag op staande voet. Werkgever verwijt werknemer in de eerste plaats dat hij zonder toestemming contant geld van werkgever heeft meegenomen. Werknemer heeft - uiteindelijk - tegenover werkgever erkend dat hij een bedrag van € 2.550 cash zonder toestemming heeft meegenomen. Werknemer heeft toegelicht dat hij dit heeft gedaan, omdat werkgever had aangekondigd geen loon meer te zullen betalen en partijen in het verleden wel vaker in cash met elkaar afrekenden. Dat hij aanvankelijk ontkende het geld meegenomen te hebben, was omdat er in zijn ogen geen sprake was van diefstal of verduistering, maar het meenemen van een bedrag aan achterstallig loon, aldus werknemer. De kantonrechter overweegt dat ook al is tussen partijen in geschil of werkgever heeft aangegeven het loon niet meer te zullen betalen of dat sprake was van een blijfbonus in cash die niet meer betaald zou worden, dan nog heeft te gelden dat het zonder toestemming meenemen van geld van werkgever, een dringende reden voor ontslag op staande voet oplevert. De door werknemer genoemde overige omstandigheden doen daar niet aan af. Daar komt bij dat werknemer heeft gezwegen over het meenemen van het geld en vervolgens heeft ontkend dat hij dit heeft gedaan. Dat strookt niet met zijn stelling dat hij ervan uit ging dat dit bedrag verrekend zou worden met het loon dat hij nog tegoed had. De kantonrechter is daarom van oordeel dat werkgever werknemer terecht op staande voet heeft ontslagen vanwege het zonder toestemming van de werkgever meenemen van een bedrag in contanten. Zodoende heeft werkgever een dringende reden voor ontslag op staande voet gegeven. Onder deze omstandigheden heeft werknemer ook schuld aan het geven van de dringende reden voor ontslag op staande voet. Werkgever maakt daarom terecht aanspraak op de gefixeerde schadevergoeding. De hoogte van deze vergoeding is niet betwist en wordt daarom vastgesteld op € 2.866.25 bruto. Werknemer heeft ernstig verwijtbaar gehandeld jegens werkgever, zodat de verzochte billijke vergoeding, transitievergoeding en vergoeding wegens onregelmatige opzegging worden afgewezen. Werknemer verzoekt betaling van het niet genoten loon over de periode 1 maart 2022 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen is geëindigd. De arbeidsovereenkomst is op 19 april 2022 geëindigd. Niet in geschil is dat werkgever werknemer het loon over de periode 1 maart 2022 tot en met 19 april 2022 verschuldigd is. Dit betreft een bedrag van € 3.425,51 bruto. Tussen partijen staat voorts vast dat werknemer een bedrag aan contanten uit de koffer heeft meegenomen. In geschil is de omvang van dit bedrag. Gegeven dat het door werkgever gestelde bedrag van € 9.775,00 op geen enkele wijze is onderbouwd en door werknemer is betwist, houdt de kantonrechter het ervoor dat werknemer een bedrag van € 2.550 zonder toestemming heeft meegenomen. Werkgever heeft recht op terugbetaling van dit bedrag en heeft aldus een vordering op werknemer. Het verzoek van werkgever om toe te staan dat hetgeen nog aan werknemer verschuldigd is, wordt verrekend, wordt daarom in zoverre toegewezen dat verrekend kan worden met de gefixeerde schadevergoeding en het zonder toestemming meegenomen bedrag.