Rechtspraak
Feiten
X is werknemer van Tismi B.V. (hierna: Tismi). Zijn functie is general manager. Daarnaast is X indirect aandeelhouder/bestuurder van Lancelot B.V. (hierna: Lancelot). Lancelot is een aanbieder op het gebied van telecommunicatie. Y is statutair bestuurder/werknemer van Tismi. Zijn functie is general manager. Daarnaast is Y indirect aandeelhouder/bestuurder van Lancelot. Tismi is een aanbieder van diensten op het gebied van telecommunicatie. In 2009 is Tismi overgenomen door Lancelot. Op 10 maart 2021 heeft Lancelot Tismi verkocht aan Link Mobility Group AS (hierna: Link), die sindsdien enig aandeelhouder is van Tismi. In het kader van de verkoop zijn X en Y op 10 maart 2022 in dienst getreden van Tismi. Bij brief van 2 juni 2022 heeft Link zowel X als Y geschorst met onmiddellijke ingang. Daarbij heeft Link vermeld dat sprake zou zijn van 'suspicious activities' bij Tismi en dat een onderzoek daarnaar zal plaatsvinden. Diezelfde dag bleek dat Grant Thornton Forensic & Investigation Services B.V. (hierna: GT) dat onderzoek naar mogelijke onregelmatigheden binnen Tismi zou uitvoeren. X en Y vorderen in kort geding onder meer opheffing van hun schorsing en de toelating tot hun gebruikelijke werkzaamheden. Daaraan leggen X en Y – kort gezegd – onder meer ten grondslag dat zij zowel tijdens als na het gesprek van 2 juni 2022 niet meer duidelijkheid over de reden(en) van de schorsingen hebben gekregen, ondanks herhaalde oproepen daartoe door/namens hen. Zodoende zouden zij ook niet in de gelegenheid gebracht zijn om zich tegen de schorsingsbesluiten te verweren.
Oordeel
Op grond van hetgeen partijen hebben aangevoerd, moet worden aangenomen dat Tismi voorafgaand aan dan wel bij aanvang van het gesprek op 2 juni 2022, X en Y niet heeft geïnformeerd over de grond(en) van de schorsing. Anders dan Tismi heeft aangevoerd kan niet worden aangenomen dat aanvankelijk slechts sprake was van een voorgenomen schorsingsbesluit en dat X en Y tijdens het gesprek naar behoren in de gelegenheid zijn gesteld om zich daartegen te verweren. Weliswaar heeft Tismi in haar brieven van 2 juni 2022 vermeld dat ‘you have / this has not convinced us to decide otherwise’, maar Tismi heeft haar verweer tegen het van meet af aan door X en Y ingenomen standpunt – dat slechts de schorsing en het onderzoek zijn meegedeeld en niet de reden(en) daarvoor en dat daarover geen debat heeft plaatsgevonden – verder op geen enkele wijze onderbouwd. Aangenomen moet worden dat het schorsingsbesluit voorafgaand aan het gesprek reeds genomen was, dat X en Y zich daarop op geen enkele wijze hebben kunnen voorbereiden en dat Tismi hen daarmee heeft ‘overvallen’. Tismi heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake was van een situatie waarin het onmogelijk was X en/of Y in de gelegenheid te stellen hun visie(s) naar voren te brengen. In de gegeven omstandigheden had Tismi op eenvoudige wijze aan het beginsel van hoor en wederhoor kunnen voldoen, zodat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is om van die verplichting uit te gaan, temeer omdat X en Y daarbij een zwaarwegend belang hadden. Anders dan Tismi lijkt te veronderstellen, was niet bij voorbaat uitgesloten dat het horen van X en Y haar tot andere gedachten over de voorgenomen schorsing had kunnen brengen. Tismi heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake was van een dusdanige (nood)situatie dat onmiddellijke schorsing ter voorkoming van schade noodzakelijk was. Ten slotte heeft Tismi evenmin aannemelijk gemaakt dat daadwerkelijk ongewenste situaties zouden (of zullen) ontstaan bij voortzetting van de gebruikelijke werkzaamheden door X en/of Y. Uit de vastgestelde feiten blijkt dat Tismi evenmin na het gesprek van 2 juni 2022 aan X en Y meer duidelijkheid over de reden(en) van de schorsingen heeft verschaft, ondanks herhaalde oproepen daartoe door/namens hen. Tismi heeft volstaan met de mededeling dat sprake was van ‘suspicious activities’, maar dit is dusdanig algemeen en vaag, dat dit geen behoorlijke motivering van de schorsingen is. Aan het voorgaande doet niet af dat Tismi, blijkens haar brieven van 2 juni 2022, met de schorsing beoogde om data en documenten veilig te stellen. Hoewel dat op zichzelf een legitiem en te respecteren belang is, heeft Tismi niet aannemelijk gemaakt dat daarvoor schorsing van X en Y noodzakelijk was (en nog steeds is). Zelfs als moet worden aangenomen dat er voldoende aanleiding was om het door Tismi gewenste onderzoek te verrichten, valt niet in te zien waarom zij niet had kunnen volstaan met een minder verstrekkende maatregel. In dit verband is het van belang dat X en Y hebben gesteld dat zij alle data en documenten betreffende Tismi waarover zij beschikten aan GT hebben verstrekt, hetgeen door Tismi niet is betwist. Niets wijst erop dat handhaving van de schorsing noodzakelijk is voor de voortgang en afwikkeling van het onderzoek, waarvan de duur ook nog onduidelijk is. Het voorgaande leidt tot het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dat de schorsingsbesluiten geen deugdelijke grondslag hebben, dat deze niet deugdelijk tot stand zijn gekomen en dat Tismi tegenover de belangen van X en Y bij de schorsingen geen redelijk en zwaarwegend belang heeft om deze te kunnen rechtvaardigen. Het is onaanvaardbaar dat Tismi X en Y liet en nog langer laat 'bungelen', zonder dat duidelijk is waarom dat gerechtvaardigd zou zijn. Tismi dient X en Y weer toe te laten tot al hun gebruikelijke taken en bevoegdheden. Vanuit die positie kunnen partijen (alsnog) met elkaar in gesprek gaan.