Naar boven ↑

Rechtspraak

Nedec B.V./werknemer
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Leeuwarden), 20 september 2022
ECLI:NL:GHARL:2022:8070
Loongeschil. Uitleg ‘uitsluiting van loondoorbetaling’ in NBBU-cao (oud). ‘Wegvallen werk’ is het wegvallen van de opdracht van de inlener. Werkgever heeft werknemer terecht niet doorbetaald toen de inlener de opdracht introk.

Feiten

Werknemer is op 11 november 2019 in dienst getreden van Nedec B.V. (hierna: Nedec) op basis van een uitzendovereenkomst voor de duur van drie maanden. In de overeenkomst staat verder dat de NBBU-cao van toepassing is, dat het zogenoemde uitzendbeding (art. 7:691 BW tweede lid) niet van toepassing is, maar dat er wel een uitsluiting van loondoorbetaling geldt. De overeenkomst is een fase 1 c.q. 2-contract als bedoeld in die cao. Werknemer heeft tot en met 20 december 2019 werkzaamheden verricht voor de inlener. Hij werkte meer uren dan in zijn overeenkomst was overeengekomen (32 uur in plaats van 24 uur per week). Werknemer was het daar vanwege mantelzorgverplichtingen niet meer eens. Hij vond dat hij daarbij te weinig steun van Nedec kreeg en hij heeft bij de inlener aangegeven dat hij na afloop van het contract niet verder via Nedec bij de inlener tewerkgesteld wilde worden. De inlener heeft daarna aangegeven zo niet verder te willen met werknemer en heeft de opdracht beëindigd. Nedec heeft op 23 december 2019 aan werknemer gemaild dat het contract met Nedec hiermee is beëindigd. Op 30 april 2020 heeft werknemer aanspraak gemaakt op loon over de periode tussen 21 december 2019 en 11 februari 2020. Nedec heeft deze betaling geweigerd. In eerste aanleg heeft de kantonrechter de loonvordering toegewezen. De kernvraag was daarbij de betekenis van de uitsluiting van de loondoorbetaling. De kantonrechter heeft geoordeeld dat daarvan alleen sprake kon zijn als de werkzaamheden bij de inlener zouden zijn weggevallen. Daarvan is geen sprake. De inlener wilde alleen niet verder met werknemer. Nedec heeft hoger beroep ingesteld.

Oordeel

Het hof oordeelt als volgt. In de arbeidsovereenkomst is met een verwijzing naar artikel 12 lid 4 NBBU-cao (oud) opgenomen dat geen loon is verschuldigd als het werk is weggevallen en daardoor geen werkzaamheden zijn verricht. Het betreffende NBBU-artikel schreef voor dat in afwijking van artikel 7:628 lid 5 BW gedurende de looptijd van fase 1 en 2 uitsluiting van de loondoorbetalingsverplichting geldt, tenzij anders overeengekomen. Uitsluiting van de loondoorbetalingsverplichting betekent dat geen loon verschuldigd is als het werk is weggevallen en daardoor geen werkzaamheden zijn verricht. Als de uitzendonderneming zich hierop beroept, mag de uitzendkracht de uitzendovereenkomst onverwijld opzeggen. Nedec voert terecht aan dat het wegvallen van werk moet worden uitgelegd als het wegvallen van de opdracht door de inlener. De reden van het wegvallen van de opdracht is daarbij niet van belang. Wat dat betreft, is er geen verschil met het uitzendbeding van artikel 7:691 lid 2 BW, waarbij ook niet van belang is om welke reden de inlener de opdracht beëindigt. De uitzendovereenkomst is in dit geval uitdrukkelijk aangegaan met het oog op de daarin expliciet benoemde werkzaamheden bij de inlener. Het beëindigen van de opdracht door de inlener leidde tot het wegvallen van de werkzaamheden zodat Nedec, overeenkomstig de bepalingen van de arbeidsovereenkomst, in beginsel het recht had zich op de uitsluiting van de loondoorbetalingsverplichting te beroepen. Het hof verwerpt de stelling van werknemer dat Nedec geen beroep toekomt op de uitsluiting van de loondoorbetalingsverplichting, dan wel dat dit beroep naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.