Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 20 september 2022
ECLI:NL:RBNHO:2022:8355
Feiten
Werknemer is op 7 februari 2019 in dienst getreden bij Bysteel op basis van een arbeidsduur van 40 uur per week. Tijdens de derde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd heeft Bysteel bij brief van 27 augustus 2020 het einde van de arbeidsovereenkomst per 1 oktober 2020 aangezegd. In de door partijen gesloten arbeidsovereenkomst staat opgenomen dat werknemer zal overwerken als de werkgever dit redelijkerwijs nodig acht en dat slechts sprake is van overwerk als de werkgever vooraf de uitdrukkelijke opdracht heeft gegeven om over te werken. Bij e-mail van 15 juli 2019 heeft werknemer Bysteel het volgende bericht: ‘There is a difference of 6 days, which can be compensated for the 10 Saturdays I worked and the 140 overtime hours that I never refused or will refuse to work with’. Bij brieven van 30 maart 2021 en 12 juli 2021 heeft de gemachtigde van werknemer Bysteel verzocht om betaling van een bedrag van € 18.837,87 wegens overwerk. Bysteel heeft gereageerd en aangegeven dat zij van mening is dat zij werknemer geen vergoeding voor overwerk verschuldigd is. Werknemer vordert betaling van overwerk over de periode 7 februari 2019 tot 1 oktober 2020.
Oordeel
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Bysteel is in Portugal gevestigd, maar werknemer heeft gewoonlijk bij de vestiging van Bysteel in Schiphol-Rijk gewerkt. Op grond van artikel 21 lid 1 Brussel I bis is de kantonrechter bevoegd om kennis te nemen van deze zaak. Verder hebben partijen het Nederlandse recht van toepassing verklaard op de arbeidsovereenkomst. Omdat met de rechtskeuze voor Nederlands recht geen bescherming verloren gaat (ex art. 8 lid 2 Rome I) nu werknemer gewoonlijk in Nederland heeft gewerkt, is sprake van een rechtsgeldige rechtskeuze.
Overwerk
Volgens Bysteel was het bij haar Nederlandse vestiging gebruikelijk dat overwerk werd gecompenseerd door middel van vrije tijd (tijd-voor-tijd). De kantonrechter overweegt dat dit niet met werknemer is overeengekomen. In de arbeidsovereenkomst staat dat werk alleen als overwerk wordt beschouwd als Bysteel expliciete instructies heeft gegeven om (over)werk te verrichten. Voor een overwerkvergoeding is dus slechts plaats als komt vast te staan dat Bysteel het overwerk heeft opgedragen of als uit de omstandigheden van het geval blijkt dat Bysteel daarmee impliciet of expliciet heeft ingestemd. Werknemer heeft zijn stelling dat hij heeft overgewerkt, onvoldoende onderbouwd door na te laten te stellen welke werkzaamheden hij wanneer heeft verricht. Bovendien heeft Bysteel de juistheid van de door werknemer overgelegde overzichten gemotiveerd betwist. Gelet op het feit dat werknemer geen andere stukken heeft overgelegd waarmee hij onderbouwt dat hij overwerk heeft verricht, is onvoldoende aannemelijk dat werknemer (dit deel van) het overwerk heeft verricht. Bysteel is op grond van de Arbeidstijdenwet verplicht om een deugdelijke registratie te voeren voor arbeids- en rusttijden, maar die verplichting tot vastlegging geldt niet voor het tijdstip waarop een werknemer pauze heeft gehad. Het is dan ook aan werknemer om aannemelijk te maken dat hij overwerk heeft verricht in deze pauzes en daarin is hij niet geslaagd. Bysteel heeft daarentegen een deel van het overwerk erkend. Bysteel betwist echter dat zij werknemer expliciet opdracht heeft gegeven om werkzaamheden te verrichten buiten de overeengekomen werktijden. De kantonrechter vindt dat de instemming van Bysteel blijkt uit de door haar overgelegde overzichten. Dat zij het overwerk heeft bijgehouden en werknemer nooit heeft aangesproken op het feit dat hij overwerk verrichtte, maakt dat sprake is van impliciete instemming. De conclusie is dat Bysteel wordt veroordeeld tot betaling aan werknemer van de door Bysteel geregistreerde overuren ter hoogte van € 5.518,54.