Rechtspraak
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 1 november 2022
ECLI:NL:GHDHA:2022:2099
Feiten
Werknemer is op 1 juli 2020 in dienst getreden bij C-Bridge B.V. (hierna: GeriCall) op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, die per 31 december 2020 van rechtswege zou aflopen. Deze arbeidsovereenkomst is verlengd tot en met 30 juni 2021. Werknemer vervulde de functie van planner en had op het laatst een salaris van € 4.555 bruto per maand (exclusief vakantiegeld en een dertiende maand) op basis van een 40-urige werkweek. Op 28 mei 2021 heeft er een gesprek plaatsgevonden met werkgever, waarin is gesproken over een tweede verlenging van de arbeidsovereenkomst. Op 31 mei 2021 heeft er een vervolggesprek plaatsgevonden. Naar aanleiding van dit gesprek heeft werkgever werknemer bericht dat de arbeidsovereenkomst niet zal worden verlengd. Werknemer stelt dat GeriCall hem op 28 mei 2021 heeft aangeboden de arbeidsovereenkomst met een jaar te verlengen en dat hij dat aanbod heeft aanvaard. Hij heeft de kantonrechter verzocht GeriCall te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding c.q. billijke vergoeding ter hoogte van het loon over die periode. De kantonrechter heeft geoordeeld dat niet is gebleken dat partijen zijn overeengekomen dat de arbeidsovereenkomst na 1 juli 2021 zou worden verlengd en heeft het op die stelling betrekking hebbende verzoek van werknemer als ook de andere verzoeken afgewezen. Werknemer verzoekt het hof de beschikking van de kantonrechter te vernietigen en vordert onder meer een schadevergoeding c.q. een billijke vergoeding. Daarnaast heeft werknemer een incidenteel verzoek ex artikel 843a Rv ingediend. Hij verzoekt het hof te bepalen dat GeriCall - op straffe van een dwangsom - aan hem inzage verleent in en hem desgewenst een afschrift verstrekt van onder meer de e-mails en bestanden. GeriCall betwist de verzoeken van werknemer.
Oordeel
Verlenging van het contract
GeriCall heeft in hoger beroep een transcript van de geluidsopname van de volledige bespreking op 31 mei 2021 in het geding gebracht, waarvan de juistheid door werknemer niet is bestreden. Daarin is naar het oordeel van het hof geen aanwijzing te vinden voor de juistheid van de stelling van werknemer dat er in het eerdere gesprek van 28 mei 2021 daadwerkelijk afspraken zijn gemaakt over verlenging van zijn arbeidsovereenkomst. Werknemer heeft in hoger beroep bewijs aangeboden van “al zijn stellingen en door alle middelen rechtens, waaronder het horen van getuigen”. Het hof acht het bewijsaanbod in het licht van het gemotiveerde verweer van GeriCall onvoldoende concreet. Het hof is van oordeel dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat de verzochte schadevergoeding van € 63.587,880 bruto niet toewijsbaar is, omdat de arbeidsovereenkomst van rechtswege is geëindigd.
Diverse vergoedingen
Werknemer stelt dat GeriCall heeft toegezegd dat hij een thuiswerkvergoeding zou ontvangen. Wanneer die afspraak is gemaakt heeft hij echter niet gesteld. Evenmin heeft hij gesteld met wie deze afspraak zou zijn gemaakt. Uit de stellingen van werknemer blijkt ook niet dat deze (gestelde) afspraak op schrift zou zijn gezet. Een voldoende concreet bewijsaanbod heeft werknemer niet gedaan. Hetzelfde geldt voor de printercartridges waarvan werknemer stelt dat hij deze voor het thuiswerken heeft moeten aanschaffen. In de procedure bij de kantonrechter heeft werknemer aangevoerd dat hij gedurende zijn dienstverband 62,5 uren heeft overgewerkt. Voor zover werknemer met behulp van de e-mails en bestanden de omvang van de overuren wil aantonen, heeft hij naar het oordeel van het hof evenmin belang bij toewijzing van het artikel 843a Rv-verzoek. Zelfs als de omvang van de overuren komt vast te staan, betekent dat nog niet dat hij recht heeft op uitbetaling daarvan. Daarmee heeft hij de stelling van GeriCall dat de overuren verdisconteerd zijn in het salaris, immers nog niet weerlegd. Ten aanzien van de bereikbaarheidsvergoeding/back-uptreinvergoeding heeft werknemer in de procedure bij de kantonrechter aangevoerd dat hij buiten werktijd om bereikbaar moest zijn, zonder daarvoor een vergoeding te ontvangen. Wat betreft het artikel 843a Rv-verzoek geldt dat werknemer onvoldoende concreet heeft gesteld waarom hij belang heeft bij inzage van de e-mails en bestanden. Werknemer heeft in de procedure bij de kantonrechter aangevoerd dat hij voor zijn werk gebruik moest maken van zijn eigen mobiele telefoon en dat hij daarvoor nooit een vergoeding heeft ontvangen. Werknemer heeft geen bewijs geleverd voor de afspraak dat de telefoonkosten zouden worden vergoed. Het hof oordeelt dat de kantonrechter de geclaimde vergoedingen terecht heeft afgewezen. Het verzoek ex artikel 843a Rv wordt afgewezen en de beschikking van de kantonrechter wordt bekrachtigd.