Naar boven ↑

Rechtspraak

Stichting Openbaar Primair Onderwijs Zoetermeer/ Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V.
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 15 november 2022
ECLI:NL:GHAMS:2022:3197
Werkgever kan geen regres uitoefenen op WAM-verzekeraar over het verschuldigde loon in verband met een door het UWV opgelegde loonsanctie.

Feiten

Een voor de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (hierna: WAM) bij Reaal verzekerde automobilist heeft op 8 december 2012 de bij Stichting OPOZ in dienst zijnde lerares, mevrouw X, aangereden. Reaal heeft de aansprakelijkheid voor het ongeval en het causaal verband tussen het ongeval en de blijvende arbeidsongeschiktheid van X erkend. X heeft na het verkeersongeval niet meer gewerkt. Reaal heeft aan Stichting OPOZ het loon vergoed dat Stichting OPOZ aan X tijdens haar arbeidsongeschiktheid gedurende de eerste twee jaar heeft doorbetaald. Tevens heeft Reaal aan Stichting OPOZ vergoed de gedurende de gehele periode van drie jaar door Stichting OPOZ ten behoeve van X gemaakte re-integratiekosten. Op 11 november 2014 heeft het UWV aan Stichting OPOZ een loonsanctie opgelegd, omdat zij onvoldoende had gedaan om X te re-integreren. Stichting OPOZ heeft geen bezwaar ingediend, maar het UWV verzocht de loonsanctie in te trekken. Het UWV heeft op 19 maart 2015 beslist dat voor het verkorten van de loonsanctie geen aanleiding bestond, waarbij zij heeft verwezen naar de rapportage van de arbeidsdeskundige d.d. 18 maart 2015. Met ingang van 11 december 2015 is de tussen X en Stichting OPOZ bestaande arbeidsovereenkomst beëindigd. Stichting OPOZ heeft in eerste aanleg betaling van € 24.999,99 gevorderd. Inzet was of Stichting OPOZ regres kon nemen op Vivat/Reaal voor het loon dat Stichting OPOZ heeft betaald aan X tijdens het derde ziektejaar. De kantonrechter heeft de vraag ontkennend beantwoord. Stichting OPOZ komt tegen de beslissing op.  

Oordeel

In appèl is uitgangspunt dat het UWV terecht een loonsanctie heeft opgelegd aan Stichting OPOZ. Tevens is niet in geschil dat Stichting OPOZ geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om tegen de opgelegde loonsanctie bezwaar - en eventueel beroep - aan te tekenen. Het hof deelt de zienswijze van Stichting OPOZ ten aanzien van de directe oorzaak van haar loonbetalingsverplichting na 7 december 2014 niet. Het mag zo zijn dat de werknemer die geheel of gedeeltelijk wegens ziekte verhinderd is de dienstbetrekking te vervullen in ieder geval recht heeft op 70% van zijn bezoldiging tot het einde van de arbeidsovereenkomst, maar anderzijds geldt dat de werkgever slechts tot ontslag van een arbeidsongeschikte werknemer kon overgaan, indien die arbeidsongeschiktheid minimaal twee jaar onafgebroken had geduurd. Indien de loonsanctie niet zou zijn opgelegd, dan had Stichting OPOZ de arbeidsovereenkomst met X kunnen beëindigen per 8 december 2014 en zou de loonbetalingsverplichting op dat moment zijn geëindigd. Aannemelijk is dat Stichting OPOZ in dat geval tot onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst zou zijn overgegaan, gezien het feit dat zij X per 11 december 2015 heeft ontslagen, enkele dagen na afloop van de loonsanctie. De vraag of het juridisch causaal verband tussen het ongeval en de loondoorbetaling door de loonsanctie al dan niet is doorbroken, kan naar het oordeel van het hof verder in het midden blijven. In het geval dat geoordeeld zou worden dat de causaliteit niet is doorbroken, moet worden aangenomen dat sprake is van eigen schuld in de zin van artikel 6:101 BW aan de zijde van Stichting OPOZ. De schade zou dan immers uitsluitend een gevolg zijn van omstandigheden die aan Stichting OPOZ toegerekend moeten worden. Had zij wel de re-integratieverplichtingen nageleefd of had zij eerder uitvoering gegeven aan hetgeen de arbeidsdeskundige heeft geconcludeerd, dan was de schade over het derde ziektejaar geheel uitgebleven of in ieder geval beperkter geweest. Ook de omstandigheid dat Stichting OPOZ geen gebruik heeft gemaakt van de rechtsmiddelen die openstonden tegen de beslissing van het UWV is een omstandigheid die Stichting OPOZ in het kader van artikel 6:101 BW valt toe te rekenen. Het vonnis wordt bekrachtigd.