Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/werkgeefster
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 23 september 2022
ECLI:NL:RBROT:2022:10061
Wanneer en op welke wijze is de arbeidsovereenkomst geëindigd? Geen ontslagname door werkneemster en geen beëindiging met wederzijds goedvinden. Toewijzen loonvordering, gelet op artikel 6:248 lid 2 BW, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.

Feiten

Werkneemster is via bemiddeling van het UWV op 1 augustus 2021 met een proefplaatsing gestart bij werkgeefster, die op grond van de Wet tegemoetkomingen loondomein voor werkneemster een loonkostenvoordeel heeft verkregen. Met ingang van 1 oktober 2021 heeft werkgeefster haar een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor de duur van zeven maanden aangeboden. De arbeidsduur bedroeg 32 uur per week. Het overeengekomen brutoloon bedroeg € 2.500 per maand. In de arbeidsovereenkomst is een nevenwerkzaamhedenbeding opgenomen. Bij e-mailbericht van 27 oktober 2021 heeft werkgeefster werkneemster vrijgesteld van haar werkzaamheden, wegens een verschil van inzicht en botsing van karakters. Werkneemster bericht werkgeefster de situatie spijtig te vinden en dat zij haar contract graag fysiek had willen uitdienen en verzoekt werkgeefster haar financiële verplichting gedurende de resterende looptijd van de arbeidsovereenkomst na te komen. Bij brief van 26 februari 2022 heeft werkgeefster aangezegd dat de arbeidsovereenkomst per 30 april 2022 zal eindigen. Bij e-mailbericht van 31 maart 2022 stelt de gemachtigde van werkneemster werkgeefster in kennis van een door werkneemster ontvangen aanbod voor ander werk. Hij verzoekt werkgeefster in te stemmen met een beëindiging per 1 april 2022 en uitbetaling van een half maandloon als beëindigingsvergoeding ter compensatie voor het lagere loon dat werkneemster bij de nieuwe werkgever zou ontvangen. Werkgeefster stemt in met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 1 april maar ziet geen aanleiding om een beëindigingsvergoeding te betalen. Werkneemster is per 1 april 2022 in dienst van de nieuwe werkgever getreden. Zij verzoek de kantonrechter werkgeefster te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding, achterstallig loon en vakantietoeslag en loon over niet opgenomen vakantie uren.

Oordeel

Naar het oordeel van de kantonrechter is het naar vaste rechtspraak vereist dat de opzegging van een arbeidsovereenkomst door de werknemer op een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring berust, die erop is gericht de beëindiging van de arbeidsovereenkomst te bewerkstelligen. De kantonrechter overweegt als volgt. Allereerst valt uit het e-mailbericht van de zijde van werkneemster d.d. 31 maart 2022 niet op te maken dat zij ontslag neemt. Door de gemachtigde van werkneemster wordt een voorstel tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst gedaan. Dit voorstel heeft werkgeefster niet geaccepteerd. Werkgeefster, die wel bereid was in te stemmen met een beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 1 april 2022, is immers niet akkoord gegaan met de door werkneemster gestelde voorwaarde, namelijk uitbetaling van een beëindigingsvergoeding. Dit leidt tot het oordeel dat werkneemster geen ontslag heeft genomen. Evenmin is de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden beëindigd. Werkgeefster doet ook een beroep op het nevenwerkzaamhedenbeding. Onder verwijzing naar de op 1 augustus 2022 in werking getreden Wet implementatie EU-richtlijn transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden wijst de kantonrechter dit beroep op het beding af. Naar het oordeel van de kantonrechter is de arbeidsovereenkomst per 30 april 2022 van rechtswege geëindigd. De kantonrechter kent een transitievergoeding van € 525 bruto toe. De vordering op achterstallig loon wordt onder verwijzing naar artikel 6:248 BW afgewezen,  gegeven de wanverhouding tussen de periode waarin daadwerkelijk is gewerkt en het tijdvak waarover loon is betaald. Van belang daarbij is dat werkneemster in april 2022 inkomsten uit ander werk heeft gehad, dat werkgeefster een kleine onderneming is en zij door het bericht van de gemachtigde van werkneemster d.d. 31 maart 2022 op het verkeerde been is gezet. Het verzoek tot betaling vakantietoeslag wordt toegewezen. De gevorderde vergoeding voor niet opgenomen vakantie-uren  wordt afgewezen, omdat deze uren geacht kunnen worden tijdens de periode van het niet verrichten van werkzaamheden te zijn opgenomen.