Naar boven ↑

Rechtspraak

ING BANK PERSONEEL B.V./werknemer
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 20 december 2022
ECLI:NL:GHAMS:2022:3607
Loonwaarde van opgenomen vakantiedagen zieke werknemer. De waarde moet worden bepaald aan de hand van het loon dat de werknemer genoten zou hebben wanneer hij gewerkt had. WIA-uitkering wordt niet in mindering gebracht.

Feiten

Werknemer is op 1 januari 1999 bij ING Bank Personeel B.V. (hierna: ING) in dienst getreden. Werknemer heeft recht op 194,4 vakantie-uren per jaar. Op 5 februari 2016 is werknemer arbeidsongeschikt geraakt. Op 30 augustus 2016 heeft ING aan werknemer bericht dat hij boventallig was geworden als gevolg van een reorganisatie. In het sociaal plan was opgenomen dat bij einde dienstverband de openstaande vakantiedagen van medewerkers geacht worden te zijn opgenomen in vrije tijd omdat een medewerker zich voldoende moet kunnen inspannen om een andere baan te zoeken. Met ingang van 2 februari 2018 ontvangt werknemer een WGA-uitkering. Op 16 maart 2018 bedroeg het verlofsaldo van werknemer 487,17 uren. Werknemer heeft verzocht om die vakantie-uren uit te laten betalen. Op 14 juni 2019 heeft werknemer aan ING laten weten dat hij zijn vakantiedagen aansluitend opneemt vanaf 24 juni zodat deze door ING uitbetaald dienen te worden. ING is niet tot uitbetaling van de vakantie-uren van werknemer overgegaan. De arbeidsovereenkomst tussen partijen is in de zomer 2022 met toepassing van het sociaal plan geëindigd. Werknemer heeft in eerste aanleg gevorderd dat de door hem - voorafgaand aan zijn ziekte en in zijn eerste en tweede ziektejaar - opgebouwde en in zijn derde ziektejaar - in 2019 - opgenomen vakantiedagen (487,17 uur) zullen worden uitbetaald tegen het reguliere salaris voorafgaand aan ontvangst van de WGA-uitkering, hetgeen resulteert in een toe te kennen bedrag van € 12.179,25 bruto, met wettelijke verhoging en wettelijke rente. Volgens ING heeft werknemer in het derde ziektejaar geen recht op salaris zodat de vakantiedagen ook niet vergoed hoeven te worden. De kantonrechter heeft de door werknemer gevorderde hoofdsom toegewezen. Werknemer dient door het opnemen van vakantiedagen in de situatie te worden gebracht alsof hij geen vakantiedagen had opgenomen. Omdat werknemer zonder het opnemen van vakantiedagen geen recht had op loon, heeft hij dat met het opnemen van vakantiedagen dat volgens de kantonrechter ook niet. De situatie van werknemer dient gelijk te worden gesteld met die waarbij het dienstverband is geëindigd; in dat geval had werknemer recht op uitbetaling van zijn niet-opgenomen vakantiedagen tegen het reguliere salaris. In hoger beroep voert ING aan dat het dienstverband met werknemer niet is geëindigd en ook niet gelijk kan worden gesteld met een beëindigd dienstverband. Met toepassing van de ING Cao wordt het dienstverband immers na het tweede ziektejaar voortgezet. Verder moet ervan worden uitgegaan dat werknemer in 2019 al zijn openstaande vakantiedagen heeft opgenomen. Werknemer kan zich verenigen met het oordeel van de kantonrechter. 

Oordeel

Werknemer heeft in zijn derde ziektejaar 487,17 uur aan vakantiedagen opgenomen.  Op 24 juni 2019 heeft werknemer een verzoek ingediend om de vakantiedagen op te nemen. Het hof gaat ervan uit dat werknemer de vakantiedagen in het derde ziektejaar heeft opgenomen. De werknemer moet voor wat betreft het uitbetalen van het loon in de situatie te worden gebracht alsof hij had gewerkt. Indien werknemer in 2019 daadwerkelijk had gewerkt, zou hij recht hebben gehad op zijn gewone, volledige salaris. De door hem in 2019 opgenomen vakantiedagen dienen daarom te worden uitbetaald tegen dat salaris. Dat zulks resulteert in een bedrag van € 12.179,25 bruto is door ING niet bestreden. ING voert aan dat op dat bedrag in mindering dient te worden gebracht datgene wat werknemer in 2019 al heeft ontvangen, zijn WGA-uitkering en de door ING betaalde aanvulling daarop. Er is volgens het hof geen wettelijke grondslag om het aan de werknemer bij het opnemen van vakantiedagen in het derde ziektejaar te betalen loon, enige uitkering in mindering te brengen. Artikel 7:629 lid 5 BW bepaalt weliswaar dat op het te betalen loon in mindering kunnen worden gebracht uitkeringen op grond van wettelijk verplichte verzekeringen, maar artikel 7:629 BW heeft betrekking op de eerste twee ziektejaren, en niet op de periode daarna. De kantonrechter heeft daarom terecht aan werknemer een bedrag toegekend van € 12.179,25 bruto. De grieven worden verworpen en het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. ING zal in de proceskosten in hoger beroep worden veroordeeld.