Rechtspraak
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Tilburg), 8 december 2022
ECLI:NL:RBZWB:2022:7728
Feiten
Werkneemster is op 24 september 2021 in dienst getreden bij werkgever op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor de duur van 12 maanden. Werkgever heeft de arbeidsovereenkomst bij e-mail van 15 juli 2022 per 16 juli 2022 beëindigd. Werkneemster heeft bij monde van haar gemachtigde per e-mail van 7 september 2022 werkgever laten weten dat zij het niet eens is met het ontslag op staande voet. Werkneemster verzoekt vernietiging van het ontslag op staande voet.
Oordeel
Werkgever is niet in de procedure verschenen om verweer te voeren. De oproeping voor de mondelinge behandeling is op het juiste adres en op de juiste wijze aangetekend bezorgd aan werkgever. Tegen hem wordt dan ook verstek verleend. Het verzoek van werkneemster wordt grotendeels toegewezen omdat dit verzoek de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt. Dat geldt in ieder geval voor het verzoek tot vernietiging van het ontslag op staande voet. Werkneemster heeft namelijk de redenen voor het ontslag op staande voet, namelijk het te laat op het werk verschijnen en twee keer niet komen opdagen, betwist. Het verzoek om werkneemster toe te laten tot het uitvoeren van haar werkzaamheden op straffe van een dwangsom zal niet worden toegewezen, omdat op grond van artikel 2 van haar arbeidsovereenkomst het dienstverband met werkgever op 24 september 2022 al van rechtswege geëindigd is. Werkgever wordt veroordeeld tot het betalen van het achterstallige salaris.