Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgever
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 7 oktober 2022
ECLI:NL:RBMNE:2022:5819
Werknemer is werkzaam als fractiemedewerker bij een politieke partij. In geding is of een volgende arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot stand is gekomen. Onvoldoende aanknopingspunten om te oordelen dat werknemer niet onvoorwaardelijk akkoord is gegaan met de aangeboden arbeidsovereenkomst.

Feiten

Werkgever is een politieke partij, met vijf fractiemedewerkers in dienst, onder wie werknemer. Werknemer is sinds 1 april 2021 in dienst van werkgever. Deze arbeidsovereenkomst liep tot 16 maart 2022. Op 19 mei 2022 is aan werknemer en vier collega’s een nieuwe arbeidsovereenkomst aangeboden. In de nieuwe arbeidsovereenkomst is een nevenwerkzaamhedenbeding opgenomen. Tussen partijen is in geding of deze arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is en of werkgever op grond van deze arbeidsovereenkomst (of het bepaalde in artikel 7:668 BW) nog loon aan werknemer verschuldigd is. 

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. Werknemer stelt dat op 19 mei 2022 tussen partijen een nieuwe arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen met ingang van 1 april 2022. Werkgever betwist dit. Hij voert aan dat hij op 19 mei 2022 een nieuwe arbeidsovereenkomst heeft aangeboden, maar dat werknemer dit aanbod niet onvoorwaardelijk heeft aanvaard. Werknemer was het namelijk volgens hem niet eens met het nevenwerkzaamhedenbeding en heeft door dit beding, een kras gezet. Omdat de bepaling voor werkgever een wezenlijk onderdeel van de aangeboden arbeidsovereenkomst vormde, is door de niet aanvaarding ervan geen wilsovereenstemming bereikt over een nieuwe arbeidsovereenkomst. Naar het oordeel van de kantonrechter faalt dit verweer. Niet in geschil is dat werknemer tijdens het gesprek tussen partijen in de fractiekamer van werkgever op 19 mei 2022 de arbeidsovereenkomst heeft ondertekend en dat hij daarna de arbeidsovereenkomst niet meer onder ogen heeft gezien. Als werknemer een kras heeft gezet door het nevenwerkzaamhedenbeding moet dit dus op 19 mei 2022 zijn gebeurd. Tijdens de mondelinge behandeling van de zaak heeft werknemer uitdrukkelijk verklaard geen kras door de betreffende bepaling te hebben gezet. Werkgever heeft bij de mondelinge behandeling verklaard geen actieve herinneringen te hebben aan het moment van ondertekenen van de arbeidsovereenkomst door werknemer. De kantonrechter leidt hieruit af dat werkgever niet (meer) weet of werknemer al dan niet een kras door het nevenwerkzaamhedenbeding heeft gezet. Dat maakt dat er geen aanknopingspunten zijn voor de stelling dat werknemer op 19 mei 2022 niet onvoorwaardelijk akkoord is gegaan met de hem aangeboden arbeidsovereenkomst. Tegen de hiervoor geschetste achtergrond gaat de kantonrechter ervan uit dat partijen met ingang van 1 april 2022 een nieuwe arbeidsovereenkomst zijn aangegaan en dat deze van rechtswege eindigt op 1 april 2023. De loonvordering wordt toegewezen.