Rechtspraak
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Bergen op Zoom), 30 september 2022
ECLI:NL:RBZWB:2022:8121
Feiten
Werknemer is sinds 1 juni 1990 in dienst bij werkgeefster. Op de arbeidsovereenkomst zijn de “Basisprincipes voor gedrag” van werkgeefster van toepassing. Op 21 april 2022 heeft een incident plaatsgevonden waarbij werknemer tegen zijn leidinggevende van die dag “ik schiet jullie kapot” heeft gezegd. Op diezelfde dag heeft een gesprek plaatsgevonden met werknemer. Van het gesprek is een gespreksverslag gemaakt, waarin o.a. is opgenomen dat werknemer heeft toegegeven dat hij tot tweemaal toe “ik schiet jullie kapot” heeft gezegd. Aan werknemer is meegedeeld dat hij op staande voet is ontslagen. Werknemer verzoekt vernietiging van het ontslag en wedertewerkstelling.
Oordeel
De kantonrechter is van oordeel dat het roepen van “ik schiet jullie kapot” dient te worden opgevat als een serieus dreigement, dat een voldoende dringende reden oplevert voor het ontslag op staande voet. Dat werknemer de dag voorafgaand aan het incident reeds bij zijn afdelingschef heeft geklaagd over het gedrag van de leidinggevende biedt, nog daargelaten dat werkgeefster dit gemotiveerd heeft weersproken en dit dus niet vast is komen te staan, geen rechtvaardiging voor de uitlatingen van werknemer. Dat werknemer en de leidinggevende het na het incident zouden hebben bijgelegd, hetgeen gelet op de betwisting van werkgeefster evenmin vast is komen te staan, maakt daarbij niet dat aan werkgeefster niet meer de vrijheid toekomt om de ernstige uitlatingen aan werknemer tegen te werpen en hem op grond daarvan ontslag op staande voet te verlenen. Dit geldt temeer nu de uitlatingen van werknemer in strijd zijn met de basisprincipes die bij werkgeefster op de werkvloer gelden en waarmee werknemer ook bekend moet zijn geweest. De verzoeken worden afgewezen.