Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/CMA GCM N.V.
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 13 januari 2023
ECLI:NL:RBROT:2023:175
Werkgeefster heeft geen zodanig zwaarwichtig belang bij het wijzigen van de pensioenregeling van werkneemster dat het belang van werkneemster - bij behoud van middelloonregeling - daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.

Feiten

Werkneemster is in dienst van CMA CGM N.V. (hierna CMA CGM). In deze zaak speelt de vraag of  CMA CGM de pensioenregeling mag wijzigen van een middelloonregeling in een beschikbare premieregeling. In het eerste tussenvonnis heeft de kantonrechter overwogen dat de beoordeling of CMA CGM de arbeidsvoorwaarde ‘pensioen’ van werkneemster mocht wijzigen, moet plaatsvinden aan de hand van artikel 7:611 BW en de zogenoemde Stoof/Mammoet-toets. In het tweede  tussenvonnis heeft de kantonrechter de stelling van CMA CGM dat tussen partijen sprake is van een eenzijdig wijzigingsbeding als tardief gepasseerd. Alsnog is gebleken dat partijen het erover eens zijn dat tussen hen sprake is van een eenzijdig wijzigingsbeding dat getoetst moet worden aan artikel 7:613 BW, zodat de kantonrechter terugkomt op het oordeel dat er aan de hand van de Stoof/Mammoet-toets getoetst moet worden. In de tussenvonnissen heeft de kantonrechter CMA CGM in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het antwoord op de vraag of feitelijk voor werkneemster de middelloonregeling bij Nationale Nederlanden aangegaan kan worden. Daarnaast heeft de kantonrechter CMA CGM in de gelegenheid gesteld om, voor het geval die vraag bevestigend moet worden beantwoord, zich uit te laten over wat precies de bezwaren hiertegen zijn zijdens CMA CGM althans wat maakt dat dit niet van CMA CGM kan worden gevergd. Voor zover dit met het kostenplaatje te maken heeft, was CMA CGM in de gelegenheid dit inzichtelijk te maken. CMA CGM heeft bij akte een verklaring van Nationale Nederlanden hierover in het geding gebracht.

Oordeel

De kantonrechter is van oordeel dat in deze verklaring niet is te lezen dat voor werkneemster geen middelloonregeling bij Nationale Nederlanden kan worden afgesloten. Qua kosten heeft Nationale Nederlanden geen opgave gegeven van de kosten van een middelloonregeling voor werkneemster. CMA CGM heeft uit deze verklaring geconcludeerd dat Nationale Nederlanden niet meewerkt aan het aangaan van een pensioenregeling voor een groepje medewerkers op basis van hun pensioenleeftijd omdat er dan sprake zou zijn van leeftijdsdiscriminatie. De kantonrechter volgt CMA CGM hierin niet. De kantonrechter oordeelt dat er geen sprake is van verboden (leeftijds)onderscheid indien Nationale Nederlanden mee zou werken aan het aangaan van een pensioenregeling voor een groepje werknemers, die beter aansluit bij de specifieke behoeften en wensen van die medewerkers, in dit geval vanwege het binnenkort bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. De kantonrechter oordeelt dat er in rechte niet van wordt uitgegaan dat het feitelijk onmogelijk is om voor werkneemster een middelloonregeling aan te gaan bij Nationale Nederlanden. Bovendien heeft CMA CGM de kantonrechter er niet van heeft overtuigd dat het aangaan van de middelloonregeling voor alleen werkneemster (bij Nationale Nederlanden) kostentechnisch gezien niet van haar gevergd kan worden. Hoewel begrijpelijk wordt geacht dat CMA CGM daarop heeft willen anticiperen en er rekening mee heeft gehouden dat de pensioenregeling die zij bij Nationale Nederlanden had lopen af zou lopen én dat zij meerdere pensioenregelingen wilde harmoniseren, geldt dat zij rekening moest houden met de specifieke situatie van werknemers die dichtbij de pensioengerechtigde leeftijd zitten door in ieder geval voor hen te onderzoeken of zij de middelloonregeling voor hen had kunnen laten doorlopen of eventuele andere opties voor hen had moeten onderzoeken. Het belang van werkneemster bij behoud van de pensioenregeling is gelegen in de zekerheid ten opzichte van onzekerheid. Hiervan kan niet zonder meer gezegd worden dat dit moet wijken voor de belangen van CMA CGM bij het afsluiten van de beschikbare premieregeling als pensioenregeling voor haar werknemers. De kantonrechter oordeelt  dat er in rechte niet van kan worden uitgegaan dat CMA CGM een zodanig zwaarwichtig belang heeft bij het wijzigen van de pensioenregeling van werkneemster van een middelloonregeling in een beschikbare premieregeling dat het belang van werkneemster bij behoud van de middelloonregeling daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken. Hierbij wordt betrokken én van groot belang geacht dat werkneemster op geen enkele wijze is gecompenseerd voor de onzekerheid en risico’s die deze wijziging meebrengt.