Rechtspraak
Rechtbank Den Haag (Locatie Den Haag), 30 januari 2023
ECLI:NL:RBDHA:2023:818
Feiten
OTX Logistics B.V. (hierna: OTX) en VDH Next B.V. (hierna: VDH Next) zijn concurrerende bedrijven, beide logistiek dienstverleners. Sinds 2016 heeft OTX geïnvesteerd in de ontwikkeling van een klantenportaal door Placeholder B.V. (handelend onder de naam Hiro). Via de website van OTX kunnen klanten inloggen in dit portaal om zo hun zendingen aan te maken, te bekijken en te controleren. VDH Next is in januari 2021 opgericht. Nadat een twintigtal medewerkers OTX heeft verlaten en in dienst is getreden van VDH Next meent OTX dat VDH Next sinds haar oprichting haar onrechtmatig heeft beconcurreerd. VDH Next gebruikte aanvankelijk een zelfde digitaal klantenportaal als OTX. Tussen partijen lopen reeds diverse procedures (sommige inmiddels afgerond), met name over vermeende overtreding van non-concurrentiebedingen door ex-werknemers en over verlangde inzage van stukken. OTX is voornemens een bodemprocedure te starten tegen VDH Next op grond van onrechtmatige groepsdaad ex artikel 6:162 juncto artikel 6:166 BW. Met het oog daarop verlangt OTX een voorlopig getuigenverhoor ex artikel 186 Rv om deze onregelmatigheden te laten onderzoeken en bewijs te vergaren voor een te entameren bodemprocedure. OTX heeft de rechtbank verzocht om een voorlopig getuigenverhoor te gelasten, waarbij elf personen worden opgeroepen om te getuigen. OTX wenst deze getuigen te doen horen, nu zij op enige manier betrokken zouden zijn geweest bij de onrechtmatige concurrentie van OTX. Door het horen van getuigen hoopt OTX inzicht te krijgen in (1) de ernst en omvang van de wanprestatie c.q. onrechtmatige gedragingen, (2) haar ondernemingen te beschermen tegen verdere schade, en (3) de omvang van de door haar geleden en nog te lijden schade te begroten. De ex-werknemers betwisten de door OTX gestelde onrechtmatige concurrentie en de inbreuk op de intellectuele-eigendomsrechten. In dat kader stellen zij dat het verzoek moet worden afgewezen om de volgende redenen: (1) het verzoek is in strijd met de goede procesorde, (2) OTX maakt misbruik van bevoegdheid, (3) het verzoek stuit af op een zwaarwichtig bezwaar, en (4) OTX heeft onvoldoende belang bij het voorlopig getuigenverhoor. VDH Next c.s. hebben een (voorwaardelijk) tegenverzoek ingediend.
Oordeel
Strijd met goede procesorde
Naar het oordeel van de rechtbank is er geen sprake van strijd met de goede procesorde. VDH Next en de ex-werknemers stellen met een beroep op artikel 187 lid 2 Rv dat het geding reeds aanhangig is bij de rechtbank Noord-Holland en dat onderhavig verzoek daarom had moeten worden gedaan aan de rechtbank Noord-Holland. De rechtbank volgt verweerders niet in dit standpunt. Omdat (1) de door OTX beoogde bodemprocedure is gebaseerd op een andere rechtsgrond, te weten artikel 6:162 juncto artikel 6:166 BW en niet op overtreding van non-concurrentiebedingen, (2) de bodemprocedure zich richt tegen een andere wederpartij, namelijk VDH Next, en niet tegen individuele werknemers, (3) de intellectuele-eigendomsrechten van het klantenportaal voor het eerst pas aan de orde komen in de beoogde bodemprocedure en daarmee is het feitencomplex dus anders, en (4) de procedures over de non-concurrentiebedingen behandeld worden door de kantonrechter, terwijl de te entameren bodemprocedure zal worden behandeld door de rechtbank nu de gestelde schade boven de competentiegrens ligt.
Misbruik bevoegdheid
Naar het oordeel van de rechtbank is er geen sprake van een ‘fishing expedition’ omdat er een rechtstreeks verband bestaat tussen de feiten waarover de getuigen volgens OTX moeten worden gehoord en de beoogde vordering van OTX in de te entameren bodemprocedure. OTX heeft het feitelijk gebeuren waarover getuigen moeten worden gehoord voldoende duidelijk geconcretiseerd. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat het voor OTX niet eenvoudig is de feiten concreter te maken, nu het vermoedens betreft van zaken die zich in de heimelijke sfeer zouden hebben afgespeeld.
Zwaarwichtig bezwaar
VDH Next en ex-werknemers hebben aangevoerd dat twee ex-werknemers als vader en zoon een beroep kunnen doen op een familiaal verschoningsrecht. De rechtbank oordeelt dat een mogelijk beroep op het verschoningsrecht geen reden is om het verzoek af te wijzen, omdat het familiaal verschoningsrecht hen niet ontslaat van de verplichting om als getuigen te verschijnen als zij daartoe zijn opgeroepen. Daarbij geldt dat zij niet verplicht zijn om zich op een verschoningsrecht te beroepen.
Onvoldoende belang
VDH Next en de ex-werknemers stellen zich op het standpunt dat OTX onvoldoende belang heeft bij haar verzoek, nu er geen sprake was van een vooropgezet plan noch van enige vorm van wanprestatie dan wel onrechtmatig handelen (in groepsverband). Dit verweer slaagt naar het oordeel van de rechtbank niet. Nu de ex-werknemers de vermoedens van OTX ontkennen, heeft OTX belang bij het vergaren van bewijs: het voorlopig getuigenverhoor is daartoe nu juist het geëigende middel. De regel is dat bij toewijzing van het verzoek in principe in eerste instantie niet meer dan vijf getuigen gehoord worden, omdat doorgaans met het horen van meer getuigen geen redelijk doel wordt gediend. Aan de rechter voor wie de verhoren plaatsvinden, kan, nadat de vijf getuigen zijn gehoord, een goed gemotiveerd verzoek gedaan worden om nog een of enkele getuigen te mogen horen.