Naar boven ↑

Rechtspraak

appellante/Arcade Beheer en Bewind B.V.
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 31 januari 2023
ECLI:NL:GHDHA:2023:48
Is er sprake van loonaanspraken van appellante tevens aandeelhouder en medebestuurder óf zijn de betalingen – waarvan tevens salarisspecificaties zijn verstrekt en waarover loonheffing is afgedragen – te kwalificeren als een geldlening?

Feiten

Appellante is in april 2019 aandeelhouder en medebestuurder van Arcade Beheer en Bewind B.V. (hierna: Arcade) geworden. Op dat moment zijn er twee aandeelhouders. In april en mei 2019 heeft Arcade vier betalingen gedaan (in totaal € 4.953,86) met als omschrijving voorschot loon, restant loon, parkeervergoeding en reiskosten woon-werk. Deze bedragen zijn door Arcade gefinancierd met een lening van Zuid West Service B.V. (hierna: Zuid West Service). Zuid West Service is een vennootschap van de echtgenoot van de andere aandeelhouder. Vervolgens heeft Arcade over april en mei 2019 salarisspecificaties verstrekt waaruit blijkt van een nettoloon van € 2.289,16 over april 2019 en € 2.414,66 over mei 2019. Arcade heeft de ingehouden loonheffing afgedragen aan de Belastingdienst. Eind mei 2019 is de samenwerking tussen de twee aandeelhouders beëindigd. In juni 2019 heeft Arcade een conceptleningsovereenkomst met aflossingsschema aan appellante toegestuurd. Volgens de conceptleningsovereenkomst heeft Arcade aan appellante een bedrag van € 4.953,42 geleend. In juli 2019 is appellante uitgeschreven als bestuurder van Arcade en heeft zij haar aandelen in Arcade overgedragen aan de andere aandeelhouder. In eerste aanleg heeft Arcade gevorderd dat appellante wordt veroordeeld aan haar te betalen (a) een bedrag van € 4.953,42, te vermeerderen met wettelijke rente, (b) buitengerechtelijke incassokosten, ook te vermeerderen met wettelijke rente en (c) de proceskosten. Appellante heeft in reconventie gevorderd, voor het geval dat de eis in conventie zou worden toegewezen, dat Arcade wordt veroordeeld om aan appellante te betalen (a) een bedrag van € 4.703,82 aan verschuldigd loon, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en wettelijke rente, en (b) de proceskosten in reconventie. De rechtbank heeft de vorderingen van Arcade in conventie toegewezen, met uitzondering van de buitengerechtelijke incassokosten, en de vorderingen van appellante in voorwaardelijke reconventie afgewezen. Appellante vordert in hoger beroep vernietiging van het vonnis en Arcade alsnog te veroordelen tot betaling van € 4.496,67.

Oordeel

Appellante betoogt dat er tussen haar en Arcade geen leningsovereenkomst tot stand is gekomen en er voor haar dus geen verplichting bestond de aan haar betaalde bedragen terug te betalen. Volgens appellante betreffen de haar betaalde bedragen loon uit hoofde van een arbeidsovereenkomst en vergoeding van een parkeerkostenvergunningen en gemaakte reiskosten. Dit blijkt volgens haar uit de bankoverschrijvingen en de salarisspecificaties. Naar het oordeel van het hof slagen de grieven van appellante. Arcade dient de stelling dat een overeenkomst van geldlening tot stand is gekomen deugdelijk te onderbouwen met feiten en omstandigheden. Partijen hebben geen schriftelijke overeenkomst van geldlening gesloten. Dat – onder verwijzing naar whatsappverkeer – naar het oordeel van Arcade met appellante een mondelinge overeenkomst is aangegaan en dat volgens de kantonrechter daaruit is gebleken dat er tussen partijen een overeenkomst van geldlening was gesloten, brengt het hof tot de vraag wat dan de strekking van deze mondelinge overeenkomst is. De strekking is naar het oordeel van het hof dat appellante en de medeaandeelhouder zijn overeengekomen dat zij op basis van een arbeidsovereenkomst voor Arcade werkzaam zou zijn en daarvoor loon zou ontvangen, maar dat deze loonbedragen in mindering zouden strekken op wat appellante zou toekomen als winst bij de verdeling van de winst tussen hen als aandeelhouders. Dit sluit aan op wat in het whatsappverkeer is besproken over het niks ‘uitnemen’ van geld uit Arcade. Bij deze bedoeling is het loon van appellante een (terug te betalen) voorschot op de winstuitkering, dat wil zeggen: een kwestie tussen uitsluitend de aandeelhouders en geen kwestie tussen partijen in deze procedure. Pas als bedoelde winstuitkering zou plaatsvinden is er sprake van een geldlening van Arcade aan appellante. Aan deze bedoeling is ook uitvoering gegeven. Het hof oordeelt dat er tussen partijen geen onvoorwaardelijke geldleningsovereenkomst tot stand gekomen is omdat aan de voorwaarde waaronder die tot stand zou komen – het maken van winst door Arcade – niet is voldaan. Dat betekent dat de vorderingen van Arcade uit een overeenkomst van geldlening niet toewijsbaar zijn. Het bestreden vonnis wordt vernietigd, de vorderingen van Arcade worden afgewezen en Arcade  wordt veroordeeld aan appellante het door haar ter uitvoering van het vonnis betaalde bedrag, te vermeerderen met wettelijke rente, terug te betalen.