Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Alkmaar), 21 september 2022
ECLI:NL:RBNHO:2022:12232
Feiten
Werkneemster is op 1 april 2017 in dienst getreden bij de (rechtsvoorganger van) besloten vennootschap Asito Personeelsdiensten B.V (hierna: Asito). In maart 2019 is werkneemster, naast haar dienstverband bij Asito, ook bij een andere werkgever, namelijk Gastvrij Kindercentra, in dienst getreden. Asito en werkneemster hebben in onderling overleg de afspraak gemaakt dat zij onbetaald verlof zou opnemen. Eind juni 2019 is het werk bij Gastvrij Kindercentra tot een eind gekomen. Bij brief van 17 juli 2019 zijn de volgende afspraken tussen leidinggevende en werkneemster bevestigd: “Wegens persoonlijke omstandigheden hebben we afgesproken dat je momenteel alleen op zondag zal werken, één werkdag op snip geboekt zal worden en de overige drie werkdagen op onbetaald verlof – zoals ook eerder afgesproken – zal worden voortgezet.” Werkneemster is op 14 augustus 2019 arbeidsongeschikt geworden voor de bedongen arbeid en is inmiddels langer dan 104 weken arbeidsongeschikt. Op 8 juni 2021 heeft werkneemster een WIA-uitkering aangevraagd bij het UWV. Bij beschikking van 28 juni 2021 heeft het UWV geoordeeld dat Asito niet alle verplichtingen is nagekomen voor de re-integratie van werkneemster en aan Asito een loonsanctie opgelegd. De periode waarin werkneemster tijdens ziekte recht heeft op loon is door het UWV verlengd tot 10 augustus 2022. Bij WhatsApp-bericht heeft Asito aan werkneemster laten weten dat zij vanaf 10 augustus 2021 een slapend dienstverband heeft met Asito en Asito heeft per die datum de loonbetalingen gestaakt. Werkneemster vordert een verklaring voor recht dat de arbeidsomvang 23,25 uur per week is. Verder vordert werkneemster dat de kantonrechter Asito veroordeelt tot betaling van achterstallig loon van € 15.199,90 bruto, loon vanaf 1 februari 2022 tot het einde van de arbeidsovereenkomst.
Oordeel
Het gaat in deze zaak om de vraag of Asito moet worden veroordeeld tot betaling van € 15.199,90 bruto aan loon. Voor het antwoord op die vraag is bepalend of het door werkneemster genoten onbetaald verlof is gestopt in juni 2019. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Asito voldoende onderbouwd dat het door werkneemster genoten onbetaald verlof niet is gestopt in juli 2019. Asito heeft daartoe de brief van 17 juli 2019 overgelegd waaruit duidelijk volgt dat werkneemster enkel op de zondagen zal werken, één snipperdag zal opnemen en drie dagen onbetaald verlof zal opnemen. Ook uit de overgelegde maandstaten over de periode juni tot en met augustus 2019 volgt dat werkneemster onbetaald verlof heeft genoten en dat de gewerkte uren steeds op een zondag vallen. Uit de overgelegde stukken volgt niet dat werkneemster geprotesteerd heeft tegen de brief van 17 juli 2019. Werkneemster stelt weliswaar dat zij telefonisch zou hebben gereageerd op de brief van 17 juli 2019, maar dat is, gelet op de betwisting door Asito, onvoldoende. De conclusie is dat niet is komen vast te staan dat het onbetaald verlof van werkneemster in juli 2019 is gestopt. Dit betekent dat werkneemster over de periode vanaf augustus 2019 geen recht op loon heeft over het genoten onbetaald verlof. De vraag die vervolgens beantwoord moet worden, is of het door Asito aan werkneemster betaalde loon wel klopt. Partijen verschillen namelijk van mening wat de hoogte van het loon moet zijn. Asito stelt dat het loon wordt betaald op basis van het aantal socialeverzekeringsdagen, SV-dag, per maand en dat zij het loon van werkneemster heeft berekend conform het SV-dagloon. Werkneemster heeft de berekening van Asito ten aanzien van het SV-loon betwist omdat die berekeningen niet zijn overgelegd. Gelet op deze betwisting wordt Asito bij akte in de gelegenheid gesteld de berekeningen over te leggen van het SV-dagloon over de periode van augustus 2019 tot augustus 2022.