Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgever/Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Mode-, Interieur-, Tapijt- en Textielindustrie
Rechtbank Den Haag (Locatie Den Haag), 10 januari 2023
ECLI:NL:RBDHA:2023:3046
Werkgever niet verplicht tot deelneming in Bpf MITT. Ook indien verplichtstellingsbesluit geen hoofdzakelijkheidscriterium kent, kan sprake zijn van een zekere ondergrens.

Feiten

Werkgever heeft een groothandel in sportprijzen en aanverwante artikelen. De Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Mode-, Interieur-, Tapijt- en Textielindustrie (hierna: MITT) is een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds. De activiteiten van werkgever die onder de verplichtstelling vallen, betreffen het bedrukken van T-shirts. Werkgever behaalt minder dan 5% van zijn omzet uit deze activiteiten. Tussen partijen is in geschil of werkgever verplicht is tot deelneming aan MITT. Waar het in deze procedure specifiek om gaat, is de vraag of de verplichtstelling ook geldt indien de activiteiten van de betreffende onderneming slechts een klein of zelfs een verwaarloosbaar aandeel in de bedrijfsactiviteiten uitmaken.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. Niet in geschil is dat – strikt volgens de tekst van het verplichtstellingsbesluit – ook een onderneming die slechts een beperkt of zelfs verwaarloosbaar deel van zijn omzet haalt uit bedrijfsactiviteiten die onder de betreffende definitie van het verplichtstellingsbesluit vallen, onder de verplichtstelling valt en dat is ook precies wat MITT in deze procedure betoogt. De kantonrechter sluit zich bij de beoordeling van dit geschil aan bij de beoordeling van een ander geschil waarbij MITT betrokken was (zie AR 2021-1592). Hierin oordeelde de kantonrechter te Alkmaar dat de werkgever die meer dan incidenteel kleding bedrukt of borduurt, onder het verplichtstellingsbesluit valt. Met dezelfde redenering als die van de kantonrechter Alkmaar komt de kantonrechter in deze procedure echter tot een ander oordeel. In de eerdere procedure overwoog de kantonrechter dat het verplichtstellingsbesluit geen hoofdzakelijkheidscriterium kent. Daaruit valt af te leiden dat ook ondernemingen die niet in hoofdzaak de activiteiten als gedefinieerd in het verplichtstellingsbesluit uitvoeren in beginsel onder de werking van het verplichtstellingsbesluit vallen. In die procedure had de betreffende onderneming betoogd dat het bedrukken en borduren van bedrijfskleding zo incidenteel gebeurt dat het verwaarloosbaar is, in combinatie met de stelling dat ook bij het ontbreken van het hoofdzakelijkheidscriterium van een zekere ondergrens sprake zou moeten zijn. De kantonrechter te Alkmaar overwoog echter dat het aandeel 24% van het totaal van de omzet uitmaakte en dat dit niet als een verwaarloosbaar aandeel valt aan te merken, zeker niet in het licht van het feit dat de onderneming een groothandel in bedrijfskleding en persoonlijke beschermingsmiddelen was. Juist deze laatste twee overwegingen maken dat de kantonrechter in de onderhavige procedure tot een ander oordeel komt. In dit geval is het percentage van de omzet van bedrukt textiel (zeer) gering ten opzichte van de totale omzet van werkgever (namelijk minder dan 5%). Ook betreft de verkoop van bedrukt textiel eerder een bijproduct van werkgever dan zijn hoofdactiviteit. De kantonrechter is van oordeel dat ook wanneer een verplichtstellingsbesluit geen hoofdzakelijkheidscriterium kent, er sprake kan zijn van een zekere ondergrens. Daarmee is in algemene zin de stelling van MITT dat ook bij een verwaarloosbaar percentage van minder dan 1% de betreffende onderneming zich verplicht dient aan te sluiten bij MITT, onhoudbaar. Een en ander heeft tot gevolg dat werkgever zich niet verplicht dient aan te sluiten bij MITT. De door werkgever gevraagde verklaring voor recht wordt toegewezen.

  • Instantie: Rechtbank Den Haag
  • Locatie: Den Haag
  • ECLI: ECLI:NL:RBDHA:2023:3046
  • Roepnaam: werkgever/Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Mode-, Interieur-, Tapijt- en Textielindustrie
  • Zaaknummer: 9768271 RL EXP 22-0519
  • Nummer: AR-2023-0219
  • Rechters: C.W.D. Bom
  • Advocaten: E. Spijer en E. Lutjens
  • Wetsartikelen: Wet Bpf 2000
  • Onderwerpen: Pensioen
  • Trefwoorden: pensioen, verplichtstelling, deelneming, pensioenfonds, hoofdzakelijkheidscriterium en klein aandeel