Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/werkgeefster
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Breda), 22 februari 2023
ECLI:NL:RBZWB:2023:1309
Toewijzing vordering incident ex artikel 223 Rv. Geschil over artikel arbeidsovereenkomst waarin staat dat 70% van het 'laatst genoten dagloon' wordt doorbetaald tijdens ziekte. Werkneemster mag begrijpen dat zij 70% van laatstverdiende loon krijgt, niet 70% van dagloon UWV.

Feiten

Werkneemster is op 1 augustus 2014 in dienst getreden bij werkgeefster. In verband met de verkoop van de aandelen is op 1 augustus 2021 de meest recente arbeidsovereenkomst van werkneemster ingegaan. Op 15 februari 2022 heeft werkneemster zich ziek gemeld. Met ingang van 1 maart 2022 heeft werkgeefster maandelijks een bedrag van € 610,42 ingehouden op het loon van werkneemster, onder vermelding van ‘Correctie ziektegeld tot maximummaandloon’ op de loonstroken. Vanaf 1 december 2022 heeft werkgeefster geen loon meer aan werkneemster betaald. Werkneemster vordert onder meer de betaling van achterstallig loon.

Oordeel

Of de provisionele vordering (art. 223 Rv) toewijsbaar is, is afhankelijk van de vraag of het vooralsnog voldoende zeker is dat de vordering van werkneemster in de hoofdzaak wordt toegewezen voor het gedeelte waarvan in het incident betaling wordt gevorderd. De kantonrechter overweegt als volgt. Vast staat dat werkneemster vanaf 1 augustus 2014 een arbeidsovereenkomst met werkgeefster heeft. Vanaf 15 februari 2022 is zij arbeidsongeschikt. Werkgeefster is dus gehouden ook na 1 december 2022 loon aan werkneemster te betalen, aangezien de periode van 104 weken nog doorloopt. Dit betekent dat de provisionele vordering die ziet op de periode vanaf december 2022 in principe kan worden toegewezen. Partijen verschillen er van mening over welk bedrag werkgeefster per maand aan loon dient te betalen. In de kern gaat dit onderdeel om wat partijen in artikel 8.4 van de arbeidsovereenkomst zijn overeengekomen. In artikel 8.4 staat vermeld dat werkgever gedurende 104 weken bij ziekte ‘70% van het laatst genoten dagloon’ aan werknemer zal doorbetalen. Werkgeefster heeft 70% van het maximumdagloon in de zin van de socialezekerheidswetgeving betaald tot en met november 2022 en daarna niets meer betaald. Werkneemster maakt aanspraak op doorbetaling van 70% van het overeengekomen loon. Gesteld noch gebleken is dat partijen voorafgaand of bij het sluiten van de laatste arbeidsovereenkomst hebben gesproken over de inhoud van artikel 8.4. Evenmin is gesteld of gebleken wat er in eerdere arbeidsovereenkomsten van werkneemster is bepaald over de doorbetaling tijdens ziekte. Dat betekent dat, bij gebreke aan overige omstandigheden die relevant zijn voor hetgeen partijen mochten begrijpen, de tekst van de arbeidsovereenkomst bepalend is voor de betekenis die partijen daaraan mogen toekennen. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter heeft werkneemster op grond van die tekst mogen begrijpen dat zij bij ziekte 70% van haar laatst genoten salaris doorbetaald zou krijgen, omdat in artikel 8.4 wordt gesproken van het ‘laatst genoten (dag)loon’. Dagloon in de zin van artikel 17 Wfsv wordt niet genoten, maar vastgesteld. Het ligt daarom niet voor de hand dat in het artikel wordt verwezen naar het maximumdagloon als bedoeld in artikel 17 Wfsv. Werkneemster heeft niet hoeven begrijpen dat met de term (dag)loon wordt bedoeld het maximumdagloon zoals wordt gehanteerd in deze wetgeving en door het UWV. In voldoende mate staat vast dat werkgeefster op grond van de arbeidsovereenkomst tijdens ziekte 70% van het laatst genoten loon verschuldigd is aan werkneemster, wat neerkomt op € 3.745 bruto per maand. Dat gevorderde bedrag per maand vanaf december 2022 is daarom toewijsbaar. In het kader van de voorlopige voorziening zal enkel het salaris over de maanden december 2022 en januari 2023 worden toegewezen, onder verstrekking van een deugdelijke schriftelijke specificatie, mede gelet op het feit dat werkgeefster inmiddels failliet is verklaard.