Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgever
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 21 maart 2023
ECLI:NL:GHSHE:2023:913
Vervolg op AR 2022-1241. Pensioenrecht. Aansprakelijkheid werkgever voor niet aanmelden werknemer bij pensioenverzekeraar. Voldoende aannemelijk dat werknemer ook na 22 maart 2019 schade heeft geleden die in causaal verband staat met de tekortkoming van werkgever.

Feiten

Werknemer is van 23 februari 2017 tot en met 23 augustus 2017 op basis van een nulurenconctract in dienst geweest van werkgever. Na een arbeidsongeval is werknemer op 24 maart 2017 arbeidsongeschikt geraakt. Vanaf 24 augustus 2017 heeft werknemer een ZW-uitkering ontvangen en vanaf 22 maart 2019 een IVA-uitkering op basis van 100% arbeidsongeschiktheid. Tussen partijen is een geschil ontstaan over de doorbetaling van loon tijdens ziekte vanaf 24 maart 2017. Werknemer heeft daarover een kort geding aanhangig gemaakt. Bij vonnis van 28 september 2017 is zijn vordering afgewezen. In hoger beroep hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten op 7 maart 2018. Partijen zijn overeengekomen dat werkgever € 7.000 bruto zou betalen aan werknemer. Daarnaast zijn partijen finale kwijting overeengekomen ter zake van de loonaanspraken in hoger beroep. Werknemer heeft in eerste aanleg gevorderd dat de kantonrechter voor recht verklaart dat werkgever aansprakelijk is voor geleden en nog te lijden schade als gevolg van het niet onderbrengen bij ASR van de met hem gesloten pensioenovereenkomst. De kantonrechter heeft deze vordering afgewezen. Werknemer heeft hoger beroep ingesteld. In een tussenarrest heeft het hof geoordeeld dat het schikkingsbedrag van  € 7.000 bruto als uitgangspunt dient te worden gebruikt voor de vraag wat het pensioengevend salaris was. Het hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de vraag of het pensioenreglement is aangepast op het onderdeel van het recht op premievrije voortzetting.

Oordeel

Het hof oordeelt al volgt. Eerder is al geoordeeld dat voldoende aannemelijk is dat werknemer schade heeft geleden en dat de schade in causaal verband staat met de tekortkoming van werkgever. Het hof leidt uit de door ASR gegeven informatie af dat ASR handelt conform hetgeen in het convenant is bepaald. ASR heeft meermaals bevestigd dat zij de pensioenopbouw van werknemer premievrij zou hebben voortgezet wanneer werknemer destijds wel was aangemeld door werkgever. Thans is voldoende aannemelijk dat werknemer ook na 22 maart 2019 schade heeft geleden die in causaal verband staat met de tekortkoming van werkgever. De verdere begroting van de schade dient plaats te vinden in de schadestaatprocedure. Het hof vernietigt het bestreden vonnis en wijst de vordering van werknemer toe.