Naar boven ↑

Rechtspraak

Stichting Wooncompas/Werknemer
Rechtbank Den Haag (Locatie Den Haag), 15 maart 2023
ECLI:NL:RBDHA:2023:4726
Ontbinding wegens wanprestatie van een reeds beëindigde arbeidsovereenkomst vanwege meerdere gelijktijdige dienstverbanden. Werknemer moet bijna € 44.000 aan ontvangen salaris terugbetalen.

Feiten

Werknemer is op 1 november 2017 in dienst getreden bij Wooncompas. Op de arbeidsovereenkomst is de cao Woondiensten van toepassing waaruit blijkt dat voor het verrichten van nevenwerkzaamheden toestemming van de werkgever nodig is. Werknemer heeft Wooncompas (bij indiensttreding) verzocht nevenwerkzaamheden te mogen verrichten als ‘jeugdtrainer/coach atletiek’ en ‘personal trainer’. Dit verzoek heeft Wooncompas gehonoreerd. Met ingang van 1 juni 2019 is werknemer voor de duur van één jaar in dienst getreden bij Stichting Mooiland (hierna: Mooiland), met een arbeidsomvang van 32 uur per week. Deze arbeidsovereenkomst is van rechtswege geëindigd. Op 4 oktober 2019 heeft werknemer zich ziekgemeld bij Wooncompas. Werknemer heeft van 14 april 2020 tot 1 juni 2020 gedurende 8 uur per week als zzp'er werkzaamheden verricht voor Stichting Wooninvest (hierna: Wooninvest). Per 1 juni 2020 is werknemer bij Wooninvest in dienst getreden, met een arbeidsomvang van 36 uur per week. De arbeidsovereenkomst tussen werknemer en Wooninvest is via een vaststellingsovereenkomst geëindigd. Wooncompas heeft werknemer op 20 juli 2020 op staande voet ontslagen. Wooncompas heeft vervolgens een verzoekschrift ingediend bij de kantonrechter, strekkende tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding. Bij beschikking van 15 januari 2021 heeft de kantonrechter (samengevat) geoordeeld dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven. In het verlengde hiervan is het verzoek van Wooncompas toegewezen. Werknemer heeft hoger beroep in gesteld. Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd. Wooncompas vordert ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:686 BW.

Oordeel

De arbeidsovereenkomst tussen Wooncompas en werknemer is al geëindigd door het ontslag op staande voet op 20 juli 2020. Tussen partijen is in geschil of de arbeidsovereenkomst gelet hierop alsnog kan worden ontbonden op grond van artikel 7:686 BW zoals door Wooncompas primair is gevorderd. De kantonrechter overweegt dat de Hoge Raad in algemene zin heeft geoordeeld dat beëindiging van de arbeidsovereenkomst door opzegging in beginsel niet aan de toewijsbaarheid van de vordering tot ontbinding in de weg staat. Dit wijst erop, zoals Wooncompas heeft bepleit, dat ook een reeds beëindigde overeenkomst kan worden ontbonden op de voet van artikel 7:686 BW. Wooncompas heeft naar het oordeel van de kantonrechter een voldoende belang bij de gevorderde ontbinding, hoewel de arbeidsovereenkomst reeds is geëindigd door het ontslag op staande voet. Een ontbinding op de voet van artikel 7:686 BW heeft immers niet alleen gevolgen voor de toekomst omdat partijen bevrijd worden van verdere verplichtingen, maar ook voor het verleden. De ongedaanmakingsverbintenis als gevolg van de ontbinding werkt immers terug tot het aanvangsmoment van de wanprestatie. De vraag die vervolgens voorligt, is of is voldaan aan de vereisten voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:686 BW. Uit het oordeel van het hof, waarmee de kantonrechter zich verenigt, volgt dat werknemer structureel en in ernstige mate tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen die voor hem voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst, zowel voorafgaand aan als na zijn ziekmelding. Het hof heeft geoordeeld dat sprake was van een dringende reden voor een ontslag op staande voet en dat werknemer ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Gelet op deze feiten en omstandigheden is aan de maatstaf voor ontbinding op grond van artikel 7:686 BW voldaan. Conclusie uit het voorgaande is dat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst tussen Wooncompas en werknemer zal ontbinden. Deze ontbinding heeft geen terugwerkende kracht, maar doet voor partijen ongedaanmakingsverplichtingen ontstaan. Deze zien op de periode tussen de tekortkoming en de ontbinding. De tekortkoming is aangevangen op het moment dat werknemer ook in dienst trad bij Mooiland. Werknemer moet € 43.766,50 aan loon terugbetalen.