Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 25 januari 2023
ECLI:NL:RBMNE:2023:262
Feiten
Werknemer is sinds 1 september 2020 in dienst bij werkgeefster, een muziekschool, op basis van een oproepovereenkomst. Op 6 september 2022 heeft werkgeefster een melding gekregen van een minderjarige over grensoverschrijdend seksueel gedrag door werknemer. Op 7 september 2022 heeft werkgeefster de zedenpolitie om advies gevraagd. Diezelfde dag is met werknemer gesproken over de ontvangen signalen en is werknemer op non-actief gesteld. Ook heeft werkgeefster werknemer een contactverbod opgelegd. Werknemer is op 9 september 2022 op staande voet ontslagen wegens het overtreden van het contactverbod door het berichten van de minderjarige. Werknemer heeft op 13 september 2022 geprotesteerd tegen het ontslag op staande voet, omdat hij het contactverbod niet zou hebben overtreden. Werkgeefster heeft het ontslag niet ingetrokken. Werknemer is op 20 september 2022 aangehouden wegens verdenking van een zedendelict. Diezelfde dag heeft werkgeefster een e-mailbericht gestuurd aan alle ouders van de leerlingen, gebaseerd op het – eerder die dag – door de politie gepubliceerde persbericht. Op 30 september 2022 heeft werkgeefster vernomen dat in augustus 2020 eerder een incident heeft plaatsgevonden waarbij een minderjarige door werknemer is aangerand en bedreigd. Werknemer verzoekt vernietiging van het ontslag op staande voet. Werkgeefster verzoekt voorwaardelijke ontbinding.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt dat duidelijk is geworden dat er een onwerkbare situatie is ontstaan en dat het antwoord op de vraag of werknemer schuldig is, nog maanden op zich kan laten wachten. Van werkgeefster kan in de gegeven omstandigheden echter niet gevergd worden werknemer weer toe te laten tot zijn werk. Het verzoek van werknemer om werkgeefster daartoe wel te veroordelen zal dus niet worden toegewezen. Het standpunt van werknemer dat hij de band(en) met werkgeefster nodig heeft om zijn vriendenkring te behouden, leidt niet tot een ander oordeel. Partijen verschillen verder van mening over de geldigheid van het ontslag op staande voet. Werkgeefster stelt dat de dringende reden is gelegen in het overtreden van het contactverbod door (i) het sturen van een whatsappbericht aan de minderjarige, (ii) het sturen van een whatsappbericht aan een lid van het promotieteam, (iii) het afspreken met een andere leerling van werkgeefster en (iv) het opwachten van de minderjarige na afloop van de orkestrepetitie. Werknemer heeft verklaard dat het verwijt onder twee nog op zijn initiatief tot stand is gekomen en de kantonrechter is van oordeel dat dit juist is. Met betrekking tot verwijt drie, oordeelt de kantonrechter dat de leerling niet langer was verbonden aan werkgeefster zodat geen sprake is van overtreding van het contactverbod. Het vierde incident – namelijk het opwachten – heeft plaatsgevonden na het gegeven ontslag op staande voet, zodat dit niet ten grondslag kan hebben gelegen aan het ontslag. Tot slot betwist werknemer dat hij het bericht aan de minderjarige heeft gestuurd. Er is geen sprake van een screenshot maar van een doorgestuurd bericht, dat niet afkomstig is van zijn nummer. Werkgeefster wordt toegelaten tot bewijslevering om aan te tonen dat het bericht afkomstig is van werknemer. De kantonrechter overweegt omtrent de overige ingestelde verzoeken dat het – gelet op de zorgvuldigheid – wenselijk is dat op het verzoek tot vernietiging van het ontslag op staande voet en het voorwaardelijke verzoek tot ontbinding en op de aanverwante verzoeken zo veel mogelijk gelijktijdig zal worden beslist, zodat werkgeefster eerst wordt toegelaten tot het leveren van bewijs en de overige beslissingen worden aangehouden.