Naar boven ↑

Rechtspraak

Werknemer/Werkgever
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 18 april 2023
ECLI:NL:GHSHE:2023:1249
Loonvordering van werknemer. Zijn partijen finale kwijting overeengekomen op dit punt?

Feiten

Werkgever is een transportonderneming. Werknemer is van 5 oktober 2020 tot 15 mei 2021 in dienst geweest bij werkgever op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in de functie van vrachtwagenchauffeur. Op de arbeidsovereenkomst is de cao beroepsgoederenvervoer van toepassing. Na het einde van de arbeidsovereenkomst heeft werknemer betaling gevorderd van loon. Hij heeft daartoe aangevoerd dat werkgever hem steeds heeft betaald op basis van een 40-urige werkweek, maar dat de overuren onbetaald zijn gebleven. De kantonrechter heeft de vorderingen van werknemer afgewezen. De kantonrechter heeft namelijk geoordeeld dat partijen bij het eindigen van de arbeidsovereenkomst finale kwijting zijn overeengekomen. Werknemer heeft hoger beroep ingesteld.

Oordeel

De kantonrechter heeft geoordeeld dat partijen finale kwijting zijn overeengekomen, zodat werknemer geen recht meer heeft op nabetaling van loon. Het hof is van oordeel dat werknemer terecht klaagt over dat oordeel. In een door werknemer ondertekende brief van werkgever van 30 april 2021 staat vermeld ‘Tekenen partijen voor akkoord en finale kwijting over en weer’. Partijen verschillen er van mening over wat dit betekent. In de brief van 30 april 2021 staat niets vermeld over het loon en ook niet over de urenverantwoordingsstaten. De zinsnede ‘Tekenen partijen voor akkoord en finale kwijting over en weer’, staat direct na een passage over de teruggave van bedrijfseigendommen. Werkgever heeft aangevoerd dat op 30 april 2021 niet is gesproken over de overuren en dat alleen is gesproken over laatste urenstaat van periode 4 (23 maart t/m 25 april 2021) en over de eindafrekening. Het hof is van oordeel dat dit tot gevolg heeft dat de finale kwijting hooguit betrekking kan hebben op de urenstaat van periode 4 van 2021, maar niet op achterstallig loon over de daaraan voorafgaande periode. Daarover is immers niet gesproken, zodat werknemer niet hoefde te begrijpen dat de finale kwijting ook daarop betrekking had. Of de finale kwijting wel betrekking heeft op periode 4 van 2021 kan het hof zo niet beoordelen. Werkgever mag bewijzen of het voor werknemer duidelijk was wat de afspraken waren. Het hof geeft geen bewijsopdracht, omdat de kosten van bewijslevering mogelijk niet opwegen tegen hetgeen werkgever kan bereiken als hij slaagt in de bewijslevering. Werknemer heeft daarnaast aangevoerd dat de kantonrechter niet is ingegaan op zijn vordering om werkgever te veroordelen om de urenstaten in het geding te brengen. Het hof is van oordeel dat werknemer geen belang meer heeft bij de beoordeling van deze grief. Het hof zal aan de had van de VDO-uitdraaien de vordering beoordelen. Werkgever heeft steeds loon betaald op basis van een 40-urige werkweek. Hij heeft geen overwerk aan werknemer betaald. Op de VDO-uitdraaien valt minutieus af te lezen wat ‘werktijd laden/lossen’, ‘werktijd rijden’ en ‘pauze’ is. Het komt het hof voor dat daarom controleerbaar moet zijn of werknemer overwerk heeft verricht dat door werkgever onbetaald is gelaten. Volgens werknemer blijkt uit de VDO-uitdraaien dat hij 68 overuren en 53 overminuten heeft gewerkt. Werkgever heeft daartegen ingebracht dat werknemer in zijn overzicht van overuren onvolledig en selectief is geweest en dat hij stelselmatig heeft nagelaten om dagen waarop hij minder heeft gewerkt dan 8 uur mee te nemen in de berekening. Werkgever heeft concrete dagen genoemd waarop dit het geval is geweest. Werknemer heeft daarop nog niet kunnen reageren. Het hof zal werknemer daartoe gelegenheid geven, waarbij wordt opgemerkt dat in lid 1b van artikel 26a van de cao is bepaald dat uitbetaling aan de werknemer van minimaal 40 uur per week gegarandeerd is.