Rechtspraak
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Breda), 28 april 2023
ECLI:NL:RBZWB:2023:3678
Feiten
Evoke B.V (hierna: Evoke) is een bedrijf dat zich bezighoudt met het ter beschikking stellen van arbeid in onder meer de technische branche. Werkneemster is in dienst getreden bij Evoke in de functie van relatiemanager. Die functie houdt in dat werkneemster technisch personeel detacheert bij bedrijven uit de bouw in de regio Den Haag-Rotterdam. Later is werkneemster doorgegroeid naar de functie van senior relatiemanager. In de arbeidsovereenkomst van werkneemster is een concurrentiebeding opgenomen dat onder meer bepaalt dat het haar is verboden binnen één jaar na einde dienstverband in Noord-Brabant, Zeeland, Noord- en Zuid-Holland werkzaam te zijn voor een onderneming gelijk aan die van werkgever. In januari 2023 heeft werkneemster een aanbod ontvangen van Elevation Partners Group (hierna: EP) om daar in dienst te treden. EP houdt zich onder andere bezig met de werving en selectie op het gebied van IT. Werkneemster heeft gecommuniceerd richting Evoke dat het zou gaan om de functie van Senior Principal Consultant vanuit de vestigingsplaats van EP te Den Bosch. Nadat werkneemster Evoke ervan op de hoogte stelde dat zij een baanaanbod had gekregen van EP, heeft Evoke haar een aanbod gedaan om teammanager te worden tegen een brutomaandsalaris van € 4.000. Werkneemster is niet op dit aanbod ingegaan. Partijen hebben vervolgens gesproken over de vraag of werkneemster met haar nieuwe functie het concurrentiebeding zou overtreden. Evoke heeft zich op het standpunt gesteld dat werkneemster, ongeacht welke regio’s zij zou gaan bedienen, haar concurrentiebeding overtreedt omdat haar standplaats in Den Bosch is. Werkneemster vordert schorsing van het concurrentiebeding. Volgens werkneemster zijn Evoke en EP geen concurrenten en wordt zij onbillijk benadeeld.
Oordeel
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Binnen dit kort geding is voldoende aannemelijk geworden dat Evoke en EP concurrenten van elkaar zijn. Zij opereren in dezelfde branche – de werving en selectie van technisch personeel en detachering – en uit de stukken blijkt bovendien dat er een overlap bestaat voor wat betreft de activiteiten die zij verrichten op het gebied daarvan. Dat betekent dat het concurrentiebeding van belang is voor de vraag of het werkneemster vrij staat om bij EP in dienst te treden. De kantonrechter acht het voorshands aannemelijk dat bij de afweging van de wederzijdse belangen van partijen in een bodemprocedure de bodemrechter het concurrentiebeding zal vernietigen omdat werkneemster daardoor onbillijk wordt benadeeld gelet op – kort gezegd – de korte duur van het dienstverband (drie jaar) van werkneemster bij Evoke, haar jonge leeftijd, de werkzaamheden die zij qua vakgebied en regio bij Evoke heeft verricht versus die zij bij EP zou gaan verrichten, en gezien het feit dat vooralsnog onvoldoende is gebleken van door werkneemster bij Evoke opgedane unieke kennis waarmee EP een concurrentievoordeel zou kunnen verkrijgen dat uitstijgt boven de normale marktconcurrentie. Het valt binnen de normale marktconcurrentie dat een uitstekend presterende medewerker door een andere werkgever wordt verleid daar in dienst te treden, nadat in die goede werknemer door een eerdere werkgever tijd en energie is geïnvesteerd. Van deze situatie lijkt in dit geval sprake. Gelet op het voorgaande, ook rekening houdend met het feit dat werkneemster onverkort gebonden is aan een relatie- en geheimhoudingsbeding ten gunste van Evoke, zal de voorzieningenrechter het concurrentiebeding met ingang van vandaag schorsen.