Rechtspraak
Feiten
Werknemer was sinds 20 november 2017 in dienst van werkgever. De arbeidsovereenkomst bevat een concurrentiebeding, een relatiebeding en een geheimhoudingsbeding. Uit een e-mail heeft werkgever opgemaakt dat werknemer zich samen met een andere werknemer werkzaamheden voor werkgever heeft toegeëigend en onder zijn eigen bedrijf heeft verricht. De andere werknemer is hiermee geconfronteerd op vrijdag 13 augustus 2021 en heeft alles erkend, plus inzage in zijn administratie en WhatsApp-geschiedenis gegeven. Werkgever heeft werknemer geprobeerd te bereiken op 16 en 17 augustus 2021, maar tevergeefs. Op 17 augustus 2021 is werknemer door werkgever op staande voet ontslagen. De kantonrechter heeft werknemer veroordeeld tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding en de verzoeken van werknemer afgewezen. Hiertegen komt werknemer op in hoge beroep.
Oordeel
Het hof oordeelt dat werkgever met de ontslagbrief van 17 augustus 2021 aan het ‘aanstonds duidelijk vereiste’ heeft voldaan. Werkgever heeft eerst het feitencomplex omschreven, waaruit hij vervolgens acht concrete verwijten heeft gedestilleerd, die volgens hem elk afzonderlijk en in onderling verband bezien als dringende reden moeten worden aangemerkt. Kort gezegd komt het erop neer dat werkgever werknemer verwijt dat hij samen met de andere werknemer voor eigen gewin en met benadeling van werkgever concurrerende werkzaamheden heeft verricht voor klanten van werkgever. Niet valt in te zien hoe dit voor werknemer niet duidelijk kan zijn geweest. Het hof is verder van oordeel dat het handelen van werknemer (en de andere werknemer) een dringende reden voor ontslag op staande voet oplevert, ook wanneer de persoonlijke omstandigheden van werknemer worden meegewogen. De bestreden beslissing zal worden bekrachtigd.