Naar boven ↑

Rechtspraak

Werkgeefster/werknemer
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 28 juni 2023
ECLI:NL:RBNHO:2023:5810
Overgang van onderneming. Werknemer die beëindigingsovereenkomst tegen finale kwijting heeft gesloten met verkrijger, hoeft ontvangen gelden uit hoofde van schadeverzekering niet terug te betalen aan vervreemder.

Feiten

Werknemer is op 1 januari 2007 in dienst getreden van werkgeefster. Tussen 2014-2016 is werknemer doorlopend gedeeltelijk arbeidsongeschikt geweest. In 2016 is werknemer 100% arbeidsongeschikt verklaard als gevolg waarvan hij tot 26 december 2017 een WGA-uitkering heeft ontvangen. Werkgeefster heeft werknemer vanaf maart 2018 een (aanvullende) uitkering van NV Schade (arbeidsongeschiktheidsverzekeraar) verstrekt op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage tussen de 15-35%. Werkgeefster is op 9 december 2020 overgenomen door Servauto Nederland B.V. (hierna: Servauto). In het kader van een herkeuring heeft het UWV werknemer op 23 december 2021 met ingang van 19 mei 2020 100% arbeidsongeschikt verklaard zodat per die (tweede) datum met terugwerkende kracht recht bestaat op een WIA-uitkering. Op 11 januari 2022 heeft NV schade werknemer bericht dat, nu zijn arbeidsongeschiktheidspercentage met terugwerkende kracht is gewijzigd, vanaf 19 mei 2020 geen recht meer bestond op de aanvullende uitkering. Het te veel ontvangene zal worden teruggevorderd van zijn twee werkgevers. Servauto en werknemer hebben vervolgens een beëindigingsovereenkomst gesloten tegen finale kwijting. Overeengekomen is dat een bedrag van € 4000 ter zake van het te veel ontvangene aan uitkering wordt verrekend met de transitievergoeding. Werkgeefster heeft vervolgens gepoogd een betalingsregeling met werknemer te sluiten. Werknemer heeft dit voorstel afgewezen.  Werkgeefster heeft werknemer daarna gesommeerd het teruggevorderde bedrag terug te betalen. Werknemer geeft geen gehoor. Werkgeefster vordert onder meer terugbetaling van het door werknemer te veel ontvangene aan uitkering in de periode 29 mei-9 december 2020 (€ 3.437,59). Werknemer betwist de vordering en stelt dat Servauto bij hem het gerechtvaardigde vertrouwen heeft gewekt dat een regeling werd getroffen voor de gehele schuld.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. Niet in geschil is dat sprake is geweest van een overgang van onderneming. Werkgeefster stelt dat de (terug)vordering van de schadeverzekering nog niet bestond ten tijde van de overname en daarom, voor het gedeelte van het bedrag dat door werkgeefster aan werknemer is uitbetaald, in handen van werkgeefster is gebleven. Volgens de kantonrechter is deze interpretatie van artikel 7:663 BW onjuist. De rechten en verplichtingen die op het moment van de overgang van onderneming voortvloeiden uit de arbeidsovereenkomst zijn krachtens artikel 7:663 BW overgegaan op Servauto. Gelet op de ruime uitleg die aan artikel 7:663 BW dient te worden gegeven uit hoofde van het werknemersbeschermende karakter, valt ook de uitkering van NV Schade hieronder, nu dit een recht is dat werknemer toekwam uit hoofde van zijn arbeidsrelatie met zowel werkgeefster als Servauto. Dat de specifieke terugbetalingsregeling op het moment van overgang van onderneming nog niet bestond, is niet relevant. Het risico van het ontstaan van een dergelijke vordering is met de overgang van onderneming namelijk overgegaan op Servauto. Werkgeefster heeft aldus geen vordering op werknemer. Ten overvloede overweegt de kantonrechter nog dat werknemer er gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat de vordering van werkgeefster was meegenomen in de onderhandelingen met Servauto over de beëindigingsovereenkomst. Het bedrag waar Servauto over sprak, oversteeg immers ver haar eigen vordering en werkgeefster was op de hoogte van deze onderhandelingen, waardoor het op de weg van werkgeefster had gelegen om op dat moment expliciet kenbaar te maken dat haar vordering op werknemer niet in de onderhandelingen mocht worden betrokken. De vordering wordt afgewezen.