Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 28 juni 2023
ECLI:NL:RBMNE:2023:3213
Feiten
Werkneemster is op 1 oktober 2015 in dienst getreden bij werkgeefster. In augustus 2018 is C haar leidinggevende geworden. Begin 2020 heeft werkgeefster een formele melding ontvangen over X. Als gevolg daarvan is in maart 2020 een compliance case gestart. In het vooronderzoek werd geconcludeerd dat niet vast was komen te staan dat er sprake is geweest van bewust schenden van de gedragscode rondom het thema ‘gezonde werkomgeving’. Er is besloten dat er geen vervolgonderzoek nodig was. Bij e-mail van 8 september 2020 heeft C aan werkneemster laten weten dat haar bonus over 2019 is gebaseerd op een C-beoordeling. Werkneemster heeft daar bezwaar tegen gemaakt Op 12 oktober 2020 heeft werkneemster zich ziek gemeld. Tot 1 september 2021 hebben partijen re-integratiepogingen in het eerste spoor gedaan. Tijdens het re-integratieproces heeft er een reorganisatie plaatsgevonden bij werkgeefster. Aan werkneemster is meegedeeld dat zij boventallig zou worden. Over beëindiging is geen overeenstemming bereikt. C is op 30 juni 2022 uit dienst getreden van werkneemster. Werkneemster heeft op 15 september 2022 een melding gedaan bij de afdeling advies van het Huis voor Klokkenluiders van een (vermoede) misstand. De arbeidsdeskundige van het UWV heeft geconcludeerd dat terugkeer bij werkgever niet wenselijk en herstelbevorderlijk is. Aan werkneemster is een WIA-uitkering toegekend. Het UWV heeft op 14 december 2022 aan werkgever toestemming verleend om de arbeidsovereenkomst met werkgeefster op te zeggen wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. Werkneemster verzoekt betaling van een billijke vergoeding en niet betaalde vakantiedagen. Werkneemster verzoekt daarnaast (kort samengevat) werkgeefster te gelasten een publicatie op te stellen waarmee zowel intern als extern excuses worden gemaakt voor de wijze waarop het complianceonderzoek naar C heeft plaatsgevonden, alsmede overlegging van alle bescheiden die betrekking hebben op de compliance case vanaf 2020.
Oordeel
De verzoeken worden afzonderlijk behandeld.
Billijke vergoeding
De door werkneemster gemaakte verwijten, los en in samenhang bezien, rechtvaardigen niet de conclusie dat werkneemster arbeidsongeschikt is geraakt en onnodig lang is gebleven als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen van werkgeefster. Dit wordt per verwijt toegelicht.
Het verrichten van verschillende functies tegelijkertijd: werkneemster stelt dat werkgeefster had moeten weten dat zij overbelast was en hulp nodig had. Zij stelt dat zij veelvuldig bij werkgeefster daarover aan de bel heeft getrokken. Werkgeefster heeft dit uitdrukkelijk betwist. De kantonrechter stelt vast dat werkneemster haar stelling op dit punt op geen enkele manier heeft onderbouwd. Werkgeefster kan dan ook niet worden verweten dat zij geen actie heeft ondernomen.
Het niet nakomen van afspraken: niet kan worden geconcludeerd dat werkgeefster (loon)afspraken niet is nagekomen. Uit de e-mail waar werkneemster naar verwijst, blijkt ook niet dat werkgeefster een salarisverhoging heeft toegezegd.
Het laten ontstaan van een uiterst onveilige en psychisch belastende situatie: de kantonrechter neemt aan dat de melding en de daaropvolgende periode van (voor)onderzoek voor werkneemster onaangenaam zijn geweest en dat zij bang is geweest voor benadeling door haar leidinggevende. Niet kan echter worden geconcludeerd dat zij als gevolg van het gedrag van C arbeidsongeschikt is geraakt. De kantonrechter acht evenmin komen vast te staan dat werkneemster is benadeeld vanwege haar melding, ook niet voor wat betreft haar beoordeling en bonus over 2019.
Het grovelijk veronachtzamen van de re-integratieverplichtingen: werkgeefster zal in het re-integratietraject fouten hebben gemaakt en steken hebben laten vallen. Van ernstig verwijtbaar handelen door werkgeefster is echter niet gebleken. Dat het herstel en de re-integratie van werkneemster door de handelwijze van werkgeefster is belemmerd, is ook niet komen vast te staan.
Vakantiedagen
De kantonrechter begrijpt dat werkgeefster zich op het standpunt stelt dat het wettelijk verlof over 2019 en 2020 volledig is afgeboekt door verlofopnames, dan wel is geëxpireerd. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, kan de kantonrechter hiervoor echter geen onderbouwing vinden in de stukken. De door werkgeefster verstrekte overzichten zijn hiervoor onvoldoende, nu deze geen inzage bieden in de opbouw en opname door werkneemster van verlof. De kantonrechter gaat daarom uit van de juistheid van het door werkneemster berekende aantal openstaande vakantie-uren bij uitdiensttreding. De LTI bonus hoeft niet te worden meegenomen in de berekening van de waarde van een vakantie-uur, omdat die niet als vast bestanddeel van het loon kan worden beschouwd.
Overlegging bescheiden compliance case
Werkneemster heeft gesteld dat de verzochte bescheiden belangrijk voor haar zijn, onder meer in het kader van de bewijslevering dat werkgeefster ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Naar het oordeel van de kantonrechter blijkt dit inzicht al genoegzaam uit het memo van 1 september 2020. In het memo zijn conclusies getrokken en actiepunten benoemd, op grond waarvan is besloten dat er geen vervolgonderzoek nodig was. Voor het verkrijgen van inzicht is het daarom niet noodzakelijk dat werkneemster de beschikking krijgt over het volledige rapport en/of over de (schriftelijke) beslissing van de Ethics & Compliance Committee. Bovendien heeft werkneemster ook de beschikking over het verslag van het interview met haarzelf en het verslag van het interview met de formele melder namens de OR. Het verzoek wordt afgewezen.