Rechtspraak
Feiten
Werkgever is een onderneming, die zich bezighoudt met het aanbieden van diensten op het gebied van computer- en andere consumentenelektronica. Werknemer is op 21 maart 2022 voor bepaalde tijd bij werkgever in dienst getreden in de functie van junior Engineer Contact Center. Op 26 september 2022 heeft de broer van werknemer zelfmoord gepleegd. Werknemer is op 6 oktober 2022 niet op het werk verschenen en is met ingang van die datum ziek gemeld. Per brief van 28 februari 2023 is werknemer op staande voet ontslagen omdat werknemer onvoldoende zou meewerken aan zijn re-integratie. Werknemer verzoekt de kantonrechter het ontslag op staande voet te vernietigen alsmede doorbetaling van het loon vanaf 28 februari 2023.
Oordeel
Naar het oordeel van de kantonrechter is het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig. Uit de ontslagbrief blijkt dat de redenen voor het ontslag op staande voet zijn gelegen in het onvoldoende meewerken aan de re-integratie. Werknemer voert aan dat hij gezien zijn medische/psychische situatie zo veel mogelijk heeft meegewerkt aan zijn re-integratie. De opbouwschema’s zoals door werkgever opgesteld waren niet in lijn met de adviezen van de bedrijfsarts. De instructies van werkgever waren medisch gezien niet haalbaar en daarom niet redelijk. Bij de beantwoording van de vraag of werknemer onvoldoende heeft meegewerkt aan zijn re-integratie en of hij redelijke re-integratievoorschriften heeft geschonden komt veel gewicht toe aan wat de bedrijfsarts heeft geadviseerd. De kantonrechter oordeelt dat in dit geval geen sprake is geweest van redelijke re-integratievoorschriften van werkgever en licht dat als volgt toe. Werkgever is uitgegaan van opbouwschema’s die niet in overeenstemming zijn met de adviezen van de bedrijfsarts. Hij heeft de schema’s zelf opgesteld en niet geëvalueerd met werknemer. Werknemer heeft meerdere keren aangegeven niet in staat te zijn om te werken in verband met zijn (toegenomen) klachten. Dit had voor werkgever aanleiding moeten zijn om met werknemer in gesprek te gaan over de opbouwschema’s, zodat kon worden bepaald of ze wel haalbaar waren. Werkgever stond hier niet voor open. Omdat werkgever strak heeft vastgehouden aan eigen re-integratieschema’s, die niet in lijn waren met de adviezen van de bedrijfsarts, is de kantonrechter van oordeel dat geen sprake is geweest van redelijke instructies in de zin van artikel 7:660a BW. De conclusie is dat werknemer niet in strijd heeft gehandeld met zijn re-integratieverplichtingen en sprake is geweest van onterechte loonstops. De kantonrechter vernietigt het ontslag op staande voet. De loonvordering van werknemer wordt eveneens toegewezen.