Rechtspraak
Rechtbank Gelderland (Locatie Nijmegen), 17 mei 2023
ECLI:NL:RBGEL:2023:3699
Feiten
Werknemer is sinds 28 juli 2011 in dienst bij (de rechtsvoorganger van) WOZ-CONSULTANTS B.V. (hierna: werkgever). Werknemer valt uit op zijn werk wegens ziekte van 30 juni 2020 tot 14 juli 2021 en van 20 oktober 2021 tot 8 maart 2022. Van eind februari tot begin maart 2022 is werknemer elf dagen opgenomen geweest in een kliniek en heeft hij een detoxificatie gehad. Na die opname heeft werknemer een ambulant hulpverleningstraject gevolgd. Er zijn verschillende gesprekken gevoerd met werknemer, onder meer over zijn medische situatie en over zijn functioneren. Op 23 januari 2023 is werknemer een conceptvaststellingsovereenkomst aangeboden. Op 31 januari 2023 meldt werknemer zich via zijn gemachtigde ziek, waarbij wordt vermeld dat werknemer lijdt aan een alcoholverslaving. Werknemer is een krappe maand opgenomen geweest in een kliniek in verband met zijn alcoholverslaving. Werkgever verzoekt de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst te ontbinden op de d-, e-, h- of i-grond.
Oordeel
De kantonrechter overweegt allereerst dat er slechts kan worden ontbonden als er geen verband is tussen het verzoek en de arbeidsongeschiktheid van ziekte. Is dat wel het geval dan kan de rechter in beginsel niet ontbinden, tenzij werknemer verwijtbaar, zonder deugdelijke grond zijn re-integratieverplichtingen niet nakomt en is voldaan aan de voorwaarden uit artikel 7:671b lid 5 sub a en b BW, dan wel het verzoek geen verband houdt met omstandigheden waarop het opzegverbod betrekking heeft, of er omstandigheden zijn waardoor de arbeidsovereenkomst in het belang van de werknemer behoort te eindigen. Een redelijke uitleg van artikel 7:671b lid 6 onder a BW brengt mee dat alleen als de omstandigheden die aan het ontbindingsverzoek ten grondslag zijn gelegd zich laten abstraheren van de omstandigheden waarop het opzegverbod tijdens ziekte betrekking heeft en díe omstandigheden op zichzelf voldoende zijn voor een voldragen ontslaggrond, voldaan is aan de wettelijke voorwaarde dat er ‘geen verband’ is. Er moet dus niet te gemakkelijk worden aangenomen dat er geen verband is. De kantonrechter overweegt dat hoewel werkgever aanvankelijk nog heeft betwist dat sprake is van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte, tijdens de zitting op basis van het deskundigenoordeel d.d. 17 april 2023 duidelijk is geworden dat hiervan wel degelijk sprake is. Vast staat dat werknemer een alcoholverslaving heeft. Een alcoholverslaving kan, zeker als sprake is van klinische behandeling, gelden als ziekte. Dit betekent dat een opzegverbod geldt. Het gaat in dit geval dan om de vraag of het ontbindingsverzoek verband houdt met de ziekte. De kantonrechter beantwoordt deze vraag bevestigend. De kantonrechter concludeert dat het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van disfunctioneren (de d-grond) verband houdt met de alcoholverslaving en dus met omstandigheden waarop het opzegverbod betrekking heeft. Ook de verzoeken op de e- en h-grond houden verband met het opzegverbod tijdens ziekte. Het ontbindingsverzoek op de i-grond is onvoldoende onderbouwd. De kantonrechter wijst het verzoek van werkgever af.