Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 28 juni 2023
ECLI:NL:RBMNE:2023:3899
Feiten
Werkneemster is op 1 september 2022 in dienst getreden bij werkgeefster als assistent-accountant. Op 20 februari 2023 heeft werkneemster zich ziekgemeld. Op 29 maart 2023 heeft werkgeefster per brief het einde van de arbeidsovereenkomst aangekondigd voor 30 april 2023. Werkneemster beweert dat werkgeefster haar salaris voor januari en februari 2023 niet volledig heeft betaald, en voor maart en april 2023 helemaal niet. Werkneemster vordert onder meer betaling van haar loon over januari tot en met april 2023.
Oordeel
Het is tussen partijen niet in geschil dat werkgeefster op dit moment het salaris over de periode van januari tot en met april 2023 niet (volledig) heeft voldaan. Werkgeefster voert echter aan dat zij schade heeft geleden als gevolg van onrechtmatig gebruik van de leaseauto door werkneemster en dat werkgeefster deze schade mag verrekenen met het achterstallige salaris. Deze schade bedraagt volgens werkgeefster meer dan het achterstallig salaris. Werkneemster heeft dit betwist en voert aan dat, voor zover al sprake is van schade aan de kant van werkgeefster, zij dit niet met haar salaris mag verrekenen. De kantonrechter is van oordeel dat het beroep op verrekening van werkgeefster niet slaagt. Werkgeefster heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van schade die voor verrekening in aanmerking komt. Weliswaar heeft werkgeefster aangevoerd dat werkneemster gedurende de periode dat zij ziek was de leaseauto die aan haar ter beschikking is gesteld veelvuldig en onrechtmatig heeft gebruikt, maar werkgeefster heeft nagelaten om de gestelde schade te onderbouwen en nader te concretiseren. Werkneemster heeft dus recht op uitbetaling van het overeengekomen salaris. Partijen verschillen van mening over de hoogte van het salaris. De kantonrechter overweegt allereerst dat de vaststelling van de hoogte van het salaris geen kwestie is die geschikt is voor een behandeling in kort geding. De kantonrechter zal daarom slechts ingaan op de vraag wat voorshands aannemelijk kan worden geacht het correcte salaris te zijn waarop werkneemster recht heeft. De kantonrechter acht het voorshands aannemelijk dat werkneemster over de periode van januari tot en met april 2023 recht heeft op een salaris van € 2.100 bruto per maand. In de arbeidsovereenkomst is namelijk een salaris van € 2.100 overeengekomen.