Naar boven ↑

Rechtspraak

Werknemer/Werkgever
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 4 september 2023
ECLI:NL:RBLIM:2023:5256
Kort geding. Werknemer vordert betaling van achterstallig loon en vakantiegeld en vakantiedagen. Niet duidelijk is of werknemer geld dient te ontvangen of dient te betalen aan werkgever na schending nevenwerkzaamhedenbeding. Vorderingen van werknemer worden afgewezen.

Feiten

Werknemer is op 4 april 2022 bij werkgever voor een jaar in dienst getreden als 'schilder/montage/klusser' tegen een salaris van € 1.198,12 per vier weken. De Cao Afbouw is van toepassing en er is een nevenwerkzaamhedenbeding opgenomen. De goederen van werknemer zijn voor aanvang van het dienstverband onder bewind gesteld. Per 16 mei 2022 is werknemer ziek en kan hij zijn werkzaamheden niet meer uitvoeren. Werkgever heeft een beëindigingsovereenkomst aangeboden, maar dit aanbod heeft werknemer geweigerd. Van april 2022 tot en met augustus 2022 heeft werkgever het volledige brutoloon betaald. Werkgever heeft op 28 februari 2023 per brief aan werknemer medegedeeld dat de arbeidsovereenkomst per 4 april 2023 zou eindigen en heeft werknemer een eindafrekening toegezegd van loon, vakantiegeld en vakantiedagen. Werknemer is op 4 april 2023 ziek uit dienst gegaan. Op 30 juni 2023 is werkgever door werknemer gesommeerd tot betaling van achterstallig loon en het verstrekken van loon- en betalingsspecificaties, tevens tot betaling van de eindafrekening. Werkgever reageert, maar het geschil wordt niet opgelost. Werknemer vordert onder meer de betaling van achterstallig loon en vakantiegeld, alsmede de transitievergoeding.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. Er is sprake van spoedeisendheid, omdat de voorschotten van de Wajong-uitkering die werknemer krijgt lager zijn dan het loon en het UWV het te veel ontvangen gedeelte terugvordert. Hierdoor is werknemer in betalingsproblemen geraakt. Werknemer heeft geen concrete bedragen genoemd wat niet door werkgever is betaald, maar wat wel zou moeten zijn betaald. Van de kantonrechter kan niet gevergd worden om zelf te gaan becijferen wat er nauwkeurig gevorderd wordt. Hierbij is van belang dat aannemelijk is dat werkgever een tegenvordering heeft op werknemer wegens overtreding van het nevenwerkzaamhedenbeding. Werknemer heeft volgens het observatierapport van RBZ Recherche tijdens ziekte drie dagen gewerkt in een kringloopwinkel, terwijl dit niet bekend was bij werkgever. Werknemer betwist voorgaande niet. Dat werknemer op advies van zijn huisarts werkzaamheden moest verrichten en het onbetaalde werkzaamheden betreft, doet hier niets aan af. Werkgever is bevoegd de verbeurde boetes te verrekenen, nu de arbeidsovereenkomst is geëindigd en de beperkingen van de verrekeningsbevoegdheid van de werkgever op grond van artikel 7:632 BW dan niet gelden. Gezien de lage transitievergoeding en omdat er geen concrete bedragen aan de vorderingen van werknemer zijn gekoppeld, is niet duidelijk of werknemer nog geld zou moeten ontvangen of zou moeten betalen. Op grond hiervan kunnen de vorderingen van werknemer niet worden toegewezen vooruitlopend op een eventuele bodemprocedure. Werkgever moet wel een jaaropgave, salarisopgaven en een eindafrekening verstrekken op grond van de Wet op de loonbelasting en artikel 7:626 BW. Beide partijen krijgen deels ongelijk en dienen de eigen proceskosten de dragen.