Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/werkgeefster
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Breda), 26 juli 2023
ECLI:NL:RBZWB:2023:6583
Werkneemster krijgt de bewijsopdracht dat zij van werkgeefster de opdracht heeft gekregen zich beschikbaar te houden voor te verrichten werkzaamheden. Terugvordering loon wegens onverschuldigde betaling na overgang van onderneming in beginsel toewijsbaar.

Feiten

Werkneemster is in 2016 bij werkgeefster in dienst getreden op basis van een nulurencontract. Laatstelijk was zij werkzaam als koerier/bezorger met een gemiddelde arbeidsomvang van 13 tot 15 uren per week tegen een uurloon van € 14,82 bruto exclusief 8% vakantiebijslag en overige emolumenten. Op de arbeidsovereenkomst is de cao Beroepsgoederenvervoer van toepassing. Bij de exploitatie van haar onderneming maakt werkgeefster gebruik van vervoersovereenkomsten met Brocacef B.V. Daarbij gaat het om het ophalen van medicijnen van BENU-apotheken, die onderdeel zijn van het Brocacef-concern. Tot 2022 was een werkgebied toegewezen aan werkneemster. Vanaf 2022 heeft Brocacef het betreffende werkgebied toegewezen aan een andere partij. Werkneemster heeft zich begin november 2022 ziek gemeld. Werkneemster vordert € 3.295,38 bruto ter zake van het achterstallige loon over de periode van 1 oktober 2017 tot en met 31 oktober 2022, € 8.686,45 bruto ter zake van consignatievergoeding over de periode van 15 november 2017 tot en met 31 oktober 2022, € 529,34 bruto ter zake van niet uitbetaalde feestdagen in de periode van december 2017 tot en met april 2020. Werkgeefster vordert ten titel van onverschuldigde betaling € 4.159,76. 

Oordeel 

De kantonrechter oordeelt als volgt. Werkgeefster heeft erkend dat de vordering van € 3.295,38 bruto ter zake van achterstallig loon en € 529,34 bruto ter zake van niet uitbetaalde feestdagen juist is. De wettelijke verhoging wordt gematigd tot 25% omdat van kwade wil niet is gebleken en geen sprake is van cumulatie van wettelijke verhoging en wettelijke rente. Wat betreft de consignatievergoeding dient werkneemster te bewijzen dat zij de opdracht heeft gekregen om zich beschikbaar te houden voor te verrichten werkzaamheden op werkdagen vanaf 08:30 uur tot 11:00 uur én vanaf 13:00 uur tot 15:30 uur nu werkgeefster die opdracht heeft betwist. Werkgeefster beroept zich voor het geval de consignatievergoeding is verschuldigd op verrekening met het loon dat onverschuldigd is betaald. Vanaf 2022 is sprake van een overgang van onderneming waarbij het werkgebied is overgegaan naar een ander. Dit betekent dat het loon onverschuldigd is betaald. De overgang van onderneming wordt door werkneemster erkend. Dit brengt mee dat in deze procedure vaststaat dat werkgeefster vanaf 2022 niet gehouden is het loon te betalen en zij inderdaad vanaf 2022 onverschuldigd loon heeft betaald. De hoogte van het bedrag ad € 4.159,76 bruto wordt gedeeltelijk betwist tot een bedrag van € 3.921,92. Werkneemster voert echter aan dat het in dit geval in strijd is met de redelijkheid en billijkheid als zij dit bedrag moet terugbetalen, omdat de beide werkgevers onduidelijkheid zouden hebben gecreëerd en dat zij daar niet het slachtoffer van mag worden. Dat langere tijd onzekerheid heeft bestaan wie het loon verschuldigd is, is geen omstandigheid die maakt dat terugvordering in strijd met de redelijkheid en billijkheid is, aldus de kantonrechter. De kantonrechter geeft partijen mee dat zij onderling afspraken kunnen maken die én recht doen aan de juridische werkelijkheid én aansluiten bij de wil van werkgeefster om werkneemster niet tussen wal en schip te laten vallen qua loonbetaling. Zo kunnen partijen afspreken dat werkgeefster haar (terug)vorderingsrecht pas zal uitoefenen als werkneemster het haar toekomende loon van het overnemende bedrijf heeft ontvangen, mits werkneemster zich voldoende inspant om die betaling te ontvangen.