Rechtspraak
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Tilburg), 31 oktober 2023
ECLI:NL:RBZWB:2023:7599
Feiten
Eiser exploiteert een ICT- en adviesbedrijf. Eiser en aan de zijde van werkgever de rechtsvoorganger van gedaagde hebben met ingang van 1 november 2002 een arbeidsovereenkomst hebben gesloten. De (oorspronkelijke) arbeidsovereenkomst uit 2002 is per 1 januari 2004 vervangen door een nieuwe arbeidsovereenkomst. Op 23 december 2021 heeft gedaagde de ontbinding verzocht van de arbeidsovereenkomst tussen hem en eiser. Daarnaast speelden er nog andere geschilpunten tussen partijen. De kantonrechter heeft per beschikking van 25 maart 2022 de arbeidsovereenkomst ontbonden per 1 augustus 2022, onder toekenning van diverse vergoedingen, (achterstallig) loon en onder toewijzing van diverse samenhangende nevenverzoeken. Eiser is op 24 juni 2022 in hoger beroep gegaan. Het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch heeft de beschikking van de kantonrechter bij beschikking van 10 november 2022 deels bekrachtigd, onder andere met betrekking tot de ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Op 26 september 2022 is een conceptdagvaarding in kort geding van eiser ontvangen op de griffie van de kantonrechter in ’s-Hertogenbosch. In deze dagvaarding vordert eiser de betaling van loon vanaf 1 augustus 2022 tot de arbeidsovereenkomst tussen hem en gedaagde rechtsgeldig is geëindigd en nevenvorderingen. Gedaagde voert aan dat een loonvordering in beginsel spoedeisend van aard is, maar in de onderhavige zaak is al ruim een jaar geen sprake meer van een arbeidsovereenkomst. Eiser loopt met zijn vorderingen bovendien niet vooruit op een bodemprocedure, nu al die argumenten al in een bodemprocedure aan bod zijn gekomen en zijn verworpen.
Oordeel
De kantonrechter wijst de vorderingen van eiser af. De kantonrechter oordeelt dat er ná 1 augustus 2022 geen arbeidsovereenkomst tussen eiser en gedaagde meer bestaat, en dat daaruit over en weer rechten en plichten voortvloeien. Uit de beschikking van 25 maart 2022 en uit de eigen stellingen van eiser bij conceptkortgedingdagvaarding volgt dat de arbeidsovereenkomst van 2004 per 1 augustus 2022 door de kantonrechter is ontbonden. Bij beschikking van 10 november 2022 is de beschikking op het punt van de ontbinding door het hof bekrachtigd. In eerste aanleg en in hoger beroep is zowel eiser als gedaagde steeds uitgegaan van het bestaan van één enkele arbeidsovereenkomst en niet van meerdere of parallelle arbeidsovereenkomsten. Eiser heeft ter zitting het standpunt ingenomen dat de arbeidsovereenkomst uit 2002 na ontbinding van “de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst” is herleefd of steeds is blijven bestaan maar hij heeft dit niet met concrete feiten of omstandigheden onderbouwd of anderszins aannemelijk gemaakt. Er zijn geen feiten en omstandigheden gesteld of gebleken die erop wijzen dat de arbeidsovereenkomst van 2002 nog bestaat of heeft bestaan naast de (inmiddels reeds ontbonden) arbeidsovereenkomst uit 2004, of dat er thans nog een andere (arbeids)overeenkomst tussen partijen geldt. De arbeidsovereenkomst uit 2002 is vervangen door de arbeidsovereenkomst uit 2004 en die arbeidsovereenkomst uit 2002 is daarbij niet blijven voortbestaan noch is deze herleefd na ontbinding van de arbeidsovereenkomst per 1 augustus 2022. Bij verzoekschrift van 3 oktober 2023 heeft eiser de kantonrechter te ’s-Hertogenbosch onder andere verzocht zijn arbeidsovereenkomst te herstellen. Tijdens de op 5 juni 2023 gehouden zitting bij de kantonrechter heeft eiser, die samen met zijn levenspartner mevrouw [gemachtigde] het woord heeft gevoerd, verklaard dat hij (nog) niet om herroeping heeft verzocht en dat zo’n verzoek op korte termijn ook niet te verwachten is, omdat eiser geen professionele rechtsbijstand kan krijgen. Deze mededeling rechtvaardigt de reële verwachting dat er niet binnen de in de wet gestelde termijn van drie maanden nadat de grond voor herroeping is ontstaan en eiser daarmee bekend is geworden, een herroepingsverzoek zal worden ingesteld. Naar het oordeel van de kantonrechter is in de onderhavige zaak sprake van misbruik van procesrecht, nu de stellingen van eiser al in meerdere procedures zijn behandeld, waarin hij steeds in het ongelijk is gesteld. Hij had moeten begrijpen dat zijn stellingen ook in deze procedure geen kans van slagen hebben.